Het onderwijzersgeslacht Wijn De traditie werd voortgezet door een zoon van Jacob de burg staan nog drie strijkmolens van de oude molen timmerman. Deze Jan Jacobsz. werkte in een watermo- gang. Hier en daar staat er nog een molen ter opluis- len bij Veenhuizen. Na zijn overlijden in 1826 zijn er ook tering van het landschap. Veel van deze overgebleven geen watermolenaars Wijn meer geweest. Intussen had molens zijn gered door de vereniging „De Hollandse het stoomgemaal het werk overgenomen. De molens Molen". werden op enkele na verkocht en gesloopt. Bij Rusten HEER-HUYGHE'N-waert -rSc HE RMEK. fWaerdt Polder r x: "i j. 13i. rw=k Hert onderwijzersgeslacht Wijn begint bij Jan Jansz. Wijn, geboren 2-2-1765 te Oterleek. Hij was zoon van Jan Sybrandz. Wijn. Na zijn opleiding op het dorps schooltje te Heerhugowaard werd hij in 1889 aangesteld als onderwijzer, koster en voorzanger te Hippolytushoef op Wieringen. Hij was een doe-het-zelver die onder leiding van het schoolhoofd het vak leerde. Hij trouwde in 1790 met de voor die tijd rijke boerendochter Neeltje Meyerts de Boer en om hem niet te verwarren met zijn in 1796 geboren zoon Jan werd hij later ook wel „de oude" genoemd. Naast zijn school- en kerkwerk zien we hem in 1801 ook regelmatig optreden als getuige en cu rator bij notariële transacties en wordt hij in 1808 voogd over de kinderen van zijn zwager Simon de Boer. Dat hij een gezien persoon was, bewijst wel het feit dat er ter ere van zijn 25-jarig huwelijk en zijn functies in de school en in de kerkdienst gedurende 26 jaar een kerkdienst gedurende 26 jaar een gedicht aan hem werd opgedra gen in 1815. Maar nadat hij in 1838 ook de functie als gemeenteontvanger ging uit oefenen, gingen er toch stemmen op om deze grijsaard maar met pensioen te sturen en op te laten volgen door zijn zoon Jan Wijn jr. Daar voelde „de oude" niets voor wegens het kleine pensioentje, maar in 1840 dient hij toch het verzoek in om gepensioneerd te worden, zulks onder overlegging van een bewijs dat hij 51 jaar in het onderwijs heeft ge werkt en van een geboortebewijs. Daar hij geen geboor te- of doopakte kon krijgen (deze ontbreekt namelijk in de DTB's van Oterleek) moest hij een „akte van bekend heid" door een notaris laten opstellen. Deze moest on dertekend zijn door drie getuigen, die de desbetreffende persoon kenden en zij verklaarden, dat zijn gegevens juist waren. In 1842 gaat hij dan ook met pensioen en wordt opgevolgd door Jan jr. te Oosterland en Den Bij Rustenburg staan nog drie strijkmolens van de oude molengang. ~De Veenktffjèr ar on Jen Jyil mie. lier owler verheit an zt JkAtn.groot Hereon en Jat ter hoever Weel m Sloot. aldus BeJyckt.ende geloot op den to Iunyus ttTjt, en dat aen Stuck en van ij *4horgen— Jay ver landt, fonder Slooten of Wegendoor j gtjworen %antmeeten verdeeltjtitketu tgjórtéo sëBjdjlcx ffCóoch Wouter Ban. HumotcES mee me W*\ v \j> ifWW 3m van Jjroa» eMopagr [r ntalm niuitlclxe Hoeden van. Ue vettan- t Getfhntrambachtt imttbaiuojïe tygfih* elcmaet, van Soo. Hoeden hetuftorgrn. WisichtrïC' Jan Teunisz. woonde in de derde onderste molen aan de Jan Gleynisweg bij Oterleek.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2008 | | pagina 18