Het molenaarsgeslacht Wijn IX Meijert Simon Wijn geb. in 1862, overl. in 1932 geh. met Aagje Koelemij geb. in 1866, overl. in 1952 Kinderen: Trijntje 1893- Meijert Jan 1889-1966 onderwijzer Meijert Simon 1824-1865, onderwijzer, trouwde met Aagje Koelemij 1866 1952. Zij kregen drie kinderen die hiernaast staan afgebeeld. 1Meijert Jan 1889-1966 volgt X 2. Trijntje 1893 3. Aagje 1895-1982 We schrijven het jaar 1590, het vermoedelijke geboor tejaar van boerenknecht Jan Wijn (1590-1655). Hij woonde in of rondom Oudkarspel te Langedijk. Zijn kinderen, voor zover we die in de doopboeken vonden, waren Teunis, Maartje en Willem. Teunis (1615-1680) werd boer in de buurt van Oterleek. Van Maartje zijn geen gegevens meer gevonden en Willem werd in 1656 voor eigen rekening aangesteld als glazenmaker in de HeerHuygenwaert. Later in 1672 was hij boer in de Mid denpolder, waar hij koeien en hooi moest leveren aan het „Staatsleger". In datzelfde jaar deed hij ook mee aan een veldtocht naar Den Helder om tegen de Engelsen te vechten. Hij werd ook wel genoemd Willem Jansz. Glas naar zijn eerste beroep. De zoon van Teunis werd naar opa vernoemd. Deze Jan Teunisz. (1645-1719) ging in 1673 mee met een veldtocht naar Muiden om daar de Fransen tegen te houden, die voor de Hollandse waterlinie lagen. Rond 1676 huwde hij de molenaarsdochter Geurtje Sybrands. Zij was dochter van Sybrand Bakker, een van de eerste molenaars die de polder moest bemalen en woonde in de derde onderste molen aan de Jan Gleynisweg bij Oterleek. Die weg is er nog steeds, maar heet nu Mo lenpad. De plaatsen waar de molens hebben gestaan, zijn nog duidelijk te zien aan de verhogingen in het ter rein. Hoewel Jan zich al voor molenaar uitgaf, bleef zijn schoonvader de baas. Pas na de dood van zijn schoon vader in 1684 werd hij in 1685 aangesteld door het 1685 aangesteld door het hoogheemraadschap als opvolger van z'n schoonvader. Waarom werd men graag molenaar? Het had vele voor delen: gratis wonen, een vast loon van 80 gulden per jaar, gratis turf, vet en olie en bij slechte winters extra meel, spek en soms schoenen of kleding. Soms was er ook wat bij te verdienen met het leegkrozen van de poldersloten, met het snijden van riet, met het helpen bij het repareren van de dijken en wegen, of bij de boeren op het land. Dit kon natuurlijk niet als er gemalen moest worden. Dan mochten ze hun molens geen moment alleen laten, anders werden ze gestraft met boetes of nog erger met ontslag. Wel waren er grote risico's, zoals brand, verdrinking en een klap van de draaiende wieken. Veel molens zijn verbrand door blikseminslag of door het warmlopen bij storm. Twee zoons van Jan Teunisz. volgden hem op. Sybrand (1689-....) nam in 1720 de molen van zijn vader over en Cornelis (1692-..) werd in 1722 molenaar van de mid denmolen in de Pannekeetpolder als opvolger van Gerrit Groot. Op een zeilen schouwlijst van 1747 komen we vier molenaars Wijn tegen. Niet alleen de twee zonen van Jan Teunisz. waren molenaar, maar ook nog twee kleinkinderen. Jacob Sybrandsz. (1723-1755) werkte als knecht bij weduwe Antje Ooms in de eerste middenmolen aan de Jan Gleynisweg en de zoon van Cornelis, Jacob Cornelisz., werkte in de bovenmolen in de Pannekeetpolder.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2008 | | pagina 16