Als het een warme, droge zomer was, had men vaak een tekort aan regenwa ter en dan moesten de jongens vaak water halen bij Blom of Slijkerman. Daar waren meer regen bakken omdat de daken veel groter waren. Voordat er in deze buurt elektra en waterleiding naar de woningen was aangelegd, waren we al dik in de dertiger jaren. Wat was het vreemd: zo maar een knopje omdraaien en je had licht. Je draaide een kraan open en hup, daar kwam schoon, helder water. Dit was een gebeuren waar men nog een hele tijd niet over uit kon. Een opgeruimd en gezellig gezin was het bij de Jansens en de jongens hielpen vader na schooltijd en in de vakanties op het land. De kinderen van Jansen gingen lopend naar school samen met de kinderen van Blom, die ook een grote kinderschaar had, en ook de Slijkermannetjes liepen mee. Bij de valbrug kwamen ook de kinderen van Keesom en Wit hier nog bij. Het was dus een gezellige stoet jongeluitjes. Dagelijks was het zo een grote uittocht. Alleen de Kampen al kon een gehele schoolklas vullen. Als deze groep kwetterende kinderen naar school gingen, zag men op het land de hoofden omhoog gaan. Zo kon de landman heel secuur de tijd bepalen. Als de wind in de verkeerde hoek zat, kon men de klok van de kerk, die de tijd aangaf, niet horen. Toen Andries, de oudste, de school verliet, kon hij voor vader met de hondenkar gaan venten in de melkwijk. Andries had die bui al lang zien hangen en heeft behoorlijk tegengesputterd. Hij zei: „Ik zie me al gaan met een hondenkar. Dat is toch zeer ouderwets. Herman de Jong heeft al een auto voor zijn groentewijk." Zo botste het ook wel eens bij de Jansens. Er werd dus besloten om een ander vervoermiddel aan te schaffen. Het voertuig dat toen werd gekocht, ging niet op benzine maar werd getrokken door een havermotor. Zo trok Andries er dagelijks op uit met een mooie, nieuwe wagen met een pittig, betrouwbaar ketje ervoor. Denk nu niet dat hij hiermee tevreden was want deze zoon was net als zijn pa. Hij was ook met zijn handel langs de weg graag vrij in doen en laten, alleen wist hij nog niet waarmee. Tijdens het venten gaf hij overal zijn ogen de kost en had zijn oren open, want hij keek vooruit de wereld in. Andries was een man die goed van de tongriem was gesneden en had een voorkomend uiterlijk. Hij kon vertegen woordiger bij Akzo worden, haalde zijn rijbewijs en ging kruideniers langs om de levensmiddelen aan de man te brengen. Verandering van spijs doet eten, waren waarschijnlijk zijn gedachten, want hij is daarna verte genwoordiger geworden bij Koks puddingfabriek in Ede. Hij is daar ook nog mededirecteur geworden. Het was een heel gezellige buurt met de familie Boerkamp als naaste buur. In de wintermaanden ging men graag buurten en een kaartje leggen. Buurvrouw had ook alles met de jongelui op. „Buurvrouw", zei Wim, „ik zou best een lekkere, in de roomboter gebraden konijnenpoot lusten." Als jij voor de poot kan zorgen, dan braad ik hem", sprak buurvrouw. Wim ging naar huis en was binnen een half uur terug met een vers geslacht konijn. „Man, man, wat hebben we toen gesmuld", vertelde buurvrouw nog kortgeleden, „en we hadden een leuke buurt." Het echtpaar Jan Jansen en Geertje Dekker

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2007 | | pagina 24