schip goed dichtgemaakt, dus dan mag er wel water
overkomen. Over het Hollandsdiep ging het goed, toen
door het Hellegat dat was altijd een slecht stuk. Toen
ik daar door heen was, zag ik dat neef Jan z'n boord-
lichten uit waren, ik voer voorop. Het was te gevaarlijk
om door te varen en we voeren de vluchthaven bin
nen van Dinteloord. Toen we naast elkaar laten zei ik
tegen Jan dat z'n lichten uit waren. Hij naar voren om te
kijken hoe dat kon. De lampen waren uit de lichtbakken
gespoeld. Hij riep mij naar voren en daar zag ik dat bij
mij ook de lampen waren weggespoeld. Kan je nagaan
hoeveel water er over de kop is gegaan. Het was een
dure nacht, want we moesten allebei in Hansweert om
nieuwe lampen. Later hebben we ook boordlichten
achterop laten plaatsen
Ook ging ik een keer met slecht weer de haven van
Wemeldingen uit, samen met een sleepboot. We had
den 's avonds met de kapitein aangezeten en hij zei:
„Ik geef je morgen wel een rukje". Want hij liep wat
harder dan wij. Op de Oosterschelde hadden we voor
stroom en voor de wind. Niek Ursem was met me mee
als knecht en die maakte de sleeptros vast. Hij stond
voorop met z'n handen in z'n zakken en daar begint het
schip te slingeren, Ursem duikt zo de Oosterschelde in.
Ik blies op de scheepshoorn naar de sleepboot, geluk
kig hoorde hij het en ik wees naar de drenkeling. Af en
toe zag je hem want hij had z'n alpinopetje nog op. De
sleepboot voer terug en ze gooiden de reddingsboei
naar hem toe. Daarna hesen ze Niek aan boord. Daar
heeft hij droge kleren gekregen en in Dordrecht kwam
hij weer aan boord van ons schip. In Amsterdam kreeg
ik bericht dat ik door moest naar Texel, maar in Alkmaar
wou Niek naar huis en is hij niet meer meegeweest.
Ik heb ook nog een jongen uit Alkmaar meegehad. Ik
kwam van België af en we moesten pootaardappelen
laden in Dirksland voor Langedijk. Ik moest donder
dags weer in Langedijk zijn. Maar het weer was te
slecht om te varen. Woensdagmorgen lagen we nog in
Dirksland en het bleef maar slecht. Toen heb ik alles
extra dicht gemaakt en in de middag de haven uitge
varen naar Hellevoetsluis. Het schip zat van voor tot
achter onder water. De knecht stond boven op de roef.
In Hellevoetsluis aangekomen schutte de sluis niet
vanwege het slechte weer. Ik weer het Haringvliet op
om over de Oude Maas naar Rotterdam te gaan en van
daar naar Langedijk. We voeren de hele nacht door
maar ik was op tijd. De knecht vroeg een voorschot op
z'n gage en ik heb hem niet meer gezien. Hij dach: „Met
deze schipper vaar ik niet meer mee." En gelijk had ie!
Ik had kool geladen voor Mechelen. Vrijdag van Lan
gedijk naar Dordrecht en zaterdag van Dordrecht naar
Hansweert. We gingen na de middag van Dord met een
oostenwind, maar allengs begon het steeds
harder te waaien. Piet Bruin was mee en ik had het
schip niet dichtgemaakt omdat ik er maar een dertig
ton in had. Bij Dinteloord zei ik tegen Piet Bruin dat we
even de haven binnengingen om het schip toch maar
goed dicht te maken. Daar ben je dan wel een klein uur
mee bezig. Daarna weer verder gevaren maar het weer
werd steeds slechter. Bruinisse konden we nog wel
binnenvaren, maar op zaterdagavond lig je daar een
stuk lopen van het dorp af. Ik wilde naar Wemeldinge,
alhoewel we daar een uur te laat voor waren en dan
krijg je wind en stroom tegen elkaar. Het water was zo
wild dat het schip begon te slingeren, zo erg dat de
deklast kool over boord ging. Maar we kwamen wel
v.l.n.r. Nel Hoek-Droog, Simon Broersen, Cees Valk, (grote) Jan
Droog Jzn. en (kleine) Jan Droog Pzn. op De Vos.
behouden Wemeldingen binnen!
Koopman Piet Bierman vond het niet zo erg. Hij zei:
„Ik kan m'n kool maar aan één man verkopen en dat is
dan nu de verzekering". Bij Bierman kon ik geen kwaad
doen, want ik was er altijd op tijd.
Ome Jan Droog wilde graag dat ik de fourage- en
kunstmesthandel overnam. en dat heb ik gedaan! Met
de Time is Money heb ik nog een paar jaar veevoer en
kunstmest gehaald uit de Zaan en Amsterdam. Met de
motordekschuit bleef ik nog tot 1962 varen voor de fa.
Eecen. Toen ging de fa. Eecen ook over op wegtrans
port. Dit betekende het einde van het schippersbestaan.
Broer Dirk heeft er in 1964 nog zand mee gevaren voor
een oliemaatschappij die een proefboring deed in Zuid
Scharwoude. In 1964 heb ik de schuit verkocht aan
de firma Koeck in Edam voor f 8.000,-. In 1965 is de
Time is Money aan de havenmeester van Oudeschild op
Texel verkocht. Hij kon het schip goed gebruiken. Inmid
dels waren de prijzen van de schepen al flink gezakt. Ik
heb er nog f 4.600,- voor gekregen.
De fouragehandel heb ik in juni 1960 gekocht en zo
kwam er een einde aan het schippersbestaan.
Ik heb altijd met plezier gevaren!