In die tijd werden jongens van 18 jaar en ouder tewerkgesteld in Duits land. Een schipper kreeg vrijstelling omdat die voor de voedselvoorziening nodig was. Ik werd knecht bij neef Dirk en Dirk Bruin werd knecht bij neef Jan. We hebben nog een vracht over de Beurs gevaren, maar toen zijn we ook gaan varen voor de LTB uit Hei- loo. Het kunstmestvaren werd minder omdat er geen aanvoer meer kwam. In de zomer van 1943 voeren we veel stro uit de Wieringermeer naar Broek in Water land en Hilversum. Naar Hilversum hadden we mooie reizen want dan namen we tarwe mee en die bracht daar goed geld op. In de barre winter van 1943 was er vanwege het ijs niet te varen en waren we thuis op de boerderij veel met paard en wagen op pad. We zaag den bomen om voor de kachel want brandstof werd ook schaars. Na de winter hebben we nog wat kunst mest gevaren van Heiloo naar Edam en de Weel. De kunstmest brachten we dan met paard en wagen naar boeren en tuinders, maar het werd stilaan minder om dat de import stillag. Het werk op het land lag mij niet zo, dus ging ik nadenken om wat anders te gaan doen. Ik had in mijn hoofd om na de oorlog naar de kustvaart te gaan, maar dan moet je wat leren. Toen ben ik naar de schippersschool in Dieren in Gelderland gegaan; ik ben daar vier maanden geweest. In september 1944 moesten we vanwege het oorlogsgevaar en de invasie in Normandië weer naar huis. De school werd gesloten. Met de trein naar Arnhem en van daar lopende door de oorlogslinie naar Wageningen en vandaar naar huis met de trein. Ome Jan had nog een kleine tjalk van 15 ton die op de helling moest in Noord-Scharwoude. Dat was een mooi klusje voor mij. Terwijl ik daar aan het werk was, werd er een razzia gehouden om werkvolk voor de Wehrmacht. Ik wist nog een paar jongens te waarschuwen om te vluchten; zelf dacht ik geen last te hebben omdat ik een vrijstelling als schipper had. Dat ging niet door want, werd er gezegd, je kunt bij ons ook varen! Ik raakte mee naar Den Helder met nog enkele andere Langedijkers. We werden daar ondergebracht in een school die niet werd gebruikt omdat de bewoners van Den Helder waren geëvacueerd naar dorpen in Noord Holland. De mannen werden tewerkgesteld in Den Helder. Daarom reed er een speciale trein van Den Helder naar Alkmaar die ook in Zijdewind stopte. In Den Helder werd ik met Wim Mulder op een sleepboot geplaatst, maar we hebben niet een keer gevaren. Za terdags mochten we naar huis en maandag weer terug met de werftrein, want die stopte in Zijdewind. Ik ben er drie weken geweest en toen moesten we De ouderlijke woning aan De Weel zondags blijven. Ik ben zater dags weggegaan en niet meer teruggegaan. Politie Lievens wist dat en zei: „Nu mag je wel onderduiken". Ik zei tegen hem: „Als ze me nodig hebben dan komen ze wel". Ze zijn nooit geweest. Wel werd ik verschillende keren opgehaald door de Ortscom- mandant uit Schagen omdat ze het adres van broer Frans wilden weten, dat ik natuur lijk niet wist. Zondags waren we altijd met elkaar in het café en of ze dat gehoord hadden? Ik denk het wel want dan moest ik weer komen. Maar ik wist van niets en op het laatst zei hij: „Je bent dezelfde spitsboef als je broer". Frans stal ijzer en puntdraad van de Wehr macht. Dat deed hij met De Zwerver van ome Jan. Later had hij een grote vlet van Rood en Tesselaar uit Alkmaar. Ik ben nog een keer door de Duitse Ortscom- mandant met de auto opgehaald om Frans te zoeken met dat scheepje, maar natuurlijk niets gevonden. Ik heb Frans weten te waarschuwen dat hij vluchten moest. Een paar dagen laten kwam Frans afscheid nemen. Hij moest z'n schoenen nog laten maken bij Idema. Frans reed een DKW-motor en in de tussentijd reed hij nog even naar de familie Ruiter in 't Veld. Er was toen geen mens die een motorfiets reed en net dat Frans weg was, kwamen de Duitsers bij ons vragen waar Frans was. Ik wist nog gauw iemand naar 't Veld te sturen met de boodschap aan Frans niet terug te komen, anders was hij zo opgepakt. Lopende is hij teruggekomen om zijn schoenen te halen. Frans is naar Heiloo gegaan, heeft daar overnacht en is toen met de trein naar Frankrijk gegaan. Daar had hij een Hollandse kennis die daar een boerderij had. Ik moest ook een keer in de Euterpestraat in Am sterdam komen. Ik daar heen. Het was de beruchte strafgevangenis van de Duitsers. Ik vroeg aan de tram conducteur waar ik moest uitstappen. Hij zei me: „Ze stappen hier wel uit maar ik zie ze niet meer terugko men". Daar binnengekomen werd ik naar een bepaalde kamer gebracht en daar lieten ze mij een brief zien die van mij afkomstig was. Daar kon ik niet onderuit, want die was duidelijk van mij. De brief had ik naar broer Piet in Spanje gestuurd en ik had hem geschreven dat broer Frans veilig was. De Duitsers wilden weten waar Frans zat en ik kreeg direct een klap voor mijn kop. Ik zei dat ik alleen wist dat hij naar Frankrijk was gegaan, maar dat ik geen adres had. De Duitsers hebben naar Oude Niedorp en Spanbroek gebeld om inlichtingen over mij. Ik heb er een middag gezeten, maar om zes uur mocht ik weer naar huis of aan boord, want ik voer met neef Dirk op de Marga- retha en we lagen in Krommenie. wordt vervolgd

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2006 | | pagina 22