de sacristiedeur staan. Wat schrok ze. Zou ze eruit
getrapt worden? Ze had het op haar zenuwen vooral
ook omdat er nog thee gedronken moest worden.
De pastoor zou het nooit tolereren, zo dacht ze.
Tijdens de theepauze gebeurde er echter niets. 's
Middags kwam de pastoor vader Willem tegen en had
tegen hem gezegd dat hij die morgen vreselijk had
moeten lachen om zijn dochter.
Na dit preekstoelincident liep de pastoor naar de ker-
kenstal om zijn auto op te halen omdat hij de commu
nie bij de zieken zou brengen. Dan deed hij grote licht
van zijn auto aan, zodat je al van ver kon zien dat de
pastoor met Ons Heer aankwam. Uit eerbied werd er
dan door voetgangers en fietsers geknield. De pastoor
vond het dan zeer vermakelijk om door plassen te rij
den. Deze morgen lag er jammer genoeg geen enkele
plas op straat. Toen hij de auto wilde starten, maakte
de motor een vreemd geluid.
Hij liep daarom naar Dirk en vroeg of die er even naar
wilde kijken. Dat wilde deze techneut wel maar dan
moest die er wel een stukje mee rijden. Onderweg zet
te Dirk het licht aan. Alle mensen die hij tegen kwam,
knielden op de weg voor pastoor Dirk. Gelukkig was
de auto snel gerepareerd en kon de pastoor op weg.
Als eerste ging hij naar Theo. Een half jaar daar
voor raakte hij met zijn auto van de weg omdat het
zeer glad was. Gelukkig wilde mevrouw Marie G.
wel helpen. Zij was de enige vrouw met een rijbewijs
en reed de pastoor in haar Chevrolet toen langs de
zieken. Omdat Theo lid was van de KJMV, had hij
veel te maken met de kapelaan. Toen hij ernstig ziek
was, belde men de kapelaan om hem het sacrament
van de zieken toe te dienen. Dat zinde de pastoor
niet echt en voelde zich gepasseerd. Hij had daarom
gezegd: „Ben ik niet goed genoeg!" Bij het huis van
Theo aangekomen, werd hij door een familielid met
een kaarsje in de hand bij de deur opgewacht. Hij gaf
Theo de communie en ging naar de volgende zieke.
Nadat hij alle bed-legerigen had bezocht, reed hij naar
Moerbeek om in het café van J. van de Oord een of
meerdere borrels te nuttigen en zorgde dat hij voor het
eten thuis was.
Na zijn siësta wilde hij een aantal bezoeken afleggen.
Als eerste ging hij naar Trien om de betaling van haar
studie te regelen. Hij gaf studenten van arme ouders
wel vaker geld. Hij had immers voor zichzelf weinig
nodig. Ook ging hij nog even naar Ant die dankzij zijn
invloed katholiek was geworden. Met een toog die vol
vlekken zat en grijs was van de sigarenas mocht hij
toch de pronkkamer in. Daar kreeg hij een borrel of
twee en een dikke sigaar. Bij zijn afscheid kreeg hij
stiekem een fooi in zijn handen gedrukt. Na dit bezoek
ging hij naar een zeer ziek zusje. Daar kwam hij wel
drie keer in de week ondanks het feit dat deze arme
ouders hem geen fooi konden geven. Het maakte
hem niet uit of de zieke die hij bezocht nou wel of niet
katholiek was. Verder moest hij nog naar iemand die
al maanden zonder tanden had gelopen. De fooien die
hij deze dag had gekregen, liet hij daar achter voor
een nieuw gebit. Na al deze bezoeken ging hij naar
huis want hij had nog een paar afspraken.
TER HERINNERING AAN DE EERSTE H. COMMUNIE
Rikus had niet lang op de pastoor hoeven wachten.
Deze schoenmaker haalde op zondag het plaats-
engeld op. Als de kerkganger geen (jaar)plaats had
gekocht, dan moest die elke zondag een dubbeltje
plaatsengeld betalen. Overigens de achterste drie
banken in de kerk waren gratis. Dat waren de armen-
banken. Het opgehaalde geld bewaarde Rikus in de
asla van de haard. Na enkele maanden ging hij dan
naar de pastoor om af te rekenen en dat zou die dag
gebeuren. Het was de bedoeling dat hij van elk dub
beltje een cent zou krijgen. Ook nu weer bleek toen
hij thuis was gekomen dat de pastoor hem weer tekort
had gedaan, maar de gekregen sigaar was een goeie.
/an
ia de Paroc/iiefeerk. vtn
ie
56 jaar geleden kreeg Kees Raatgers deze herinnering van pas
toor Van de Burg op de dag van zijn eerste H. Communie.
c