t- Yt?Jirfl ''tibfkWJ stond buiten en die keek me na. Ik loop de Land- bouwstraat door, over de Laan. Daar was nog alles water: de Laan- sloot. „Oh, jeetje," dacht ik, „dat is de Noordzee. Ik loop rechtstreeks naar de zee." Ik had nog nooit een zee gezien. Ik ging weer terug. Er brandde aan het eind van de Landbouwstraat licht. Dat was de winkel van Voerman, later was het een naaimachin ezaak, en daar was de boter-, kaas- en eie- renwinkel van Schaap, de grootmoeder van Schaap van Saskia en Serge. Toen in die tijd had men de deur nog los. Een vrouw wilde die net dicht doen en toen stond dat Duitse meisje voor de glazen deur. Dus ze haalt de deur open en zegt: „Wat moet u?" Ik zei: „Ik ben een Duits meisje en ik moet naar Timmer man, naar Grotewal. Hij heeft een broer aan De Hoep wonen." Toen kwam Cor Timmerman. Een grote elegante heer gaf mij de hand. Hij had een bril op, een mooie bril. „Ik heb mijn broer opgebeld. Die komt je wel zo halen. Over een uurtje is ie er", zei hij. Het duurde een uurtje en daar kwam een grote slee op het erf bij de villa Havana aan de Hoep, een Buick. „Oh, jeetje, wat is dat een dikke man. Die is net zo dik als deze meneer", dacht ik. Een statige man. Nou, fijn, ik stapte in de mooie auto en ik nam mijn kartonnen doos op en daar ging het Schagen uit. Ik dacht: „Jeetje, waar brengt die man mij nu toch?" Fijn, de Grotewaller- weg op. Het was er kaal. Er stonden niks dan een paar huizen en boerderijen. We stopten voor een hele grote boerderij en liepen naar de keuken. Het was koffietijd. Dus we dronken met z'n drieën een kopje koffie. Het smaakte me goed en toen zei vrouw Timmerman: „Ik zal je je slaapplaats laten zien. Dat woord kon ik begrijpen, slaapplaats. Ze haalt de deur naar de koegang open, waar 30 koeien stonden. Daar was mijn slaapplaats. „Nee, daar slaap ik niet", zei ik. „Bij al die koeien, daar slaap ik niet." Toen zei ze: „We hebben niets anders voor je." „Als het niet zo ver was, ging ik weer terug", zei ik toen. Toen kreeg ik een (r ft boezel omgebonden, een groot Hollands schort. Ik had mijn mooie rokje aan en mijn mooie blouse. Ze liet mij zien wat ik moest doen. We liepen de koegang over en gingen met een trapje naar beneden. „Pas op voor Lf Frans, de stier", zei de vrouw. Ik maakte een hele grote boog eromheen. Naar buiten moest ik, waar een hoop melkbussen stonden, een stuk of tien. De ketels soda water gingen mee en een hele grote, kromme boender met een open rug, alsof het een spijkerbed of zo was. Dat was dan mijn werk. Ik moest ook de koegang en de keuken een beetje schoonhouden. „■ClK jVfJ^ lll-g Het verhaal gaat dat tijdens een hevig onweer 3 boerderijen in de omgeving van Schagen zijn raak gesla gen. Ook de boerderij van boer Timmerman verbrandde. Hij liet in ongeveer 1898 op dezelfde plaats deze grote boerderij bouwen. Er waren twee vierkanten van 6 bij 7 meter en er was een grote kelder. De muren waren heelsteens. Gezien de grootte van het gebouw had Barbara veel Werk te doen. In 1944 of 1945 verkocht de heer Timmerman zijn boerderij aan een heer Donker en die is er in ongeveer 1978 uitgegaan. Gedurende 10 jaar hebben er verschillende mensen ingewoond. In 1988 werd het eigen dom van Dirk Wijnker. Door verlaging van het waterpeil zakten de muren zodanig dat er overal scheuren ontstonden. Dat was niet meer te repareren en daarom werd deze boerderij in 2000 gesloopt. Op bijna de zelfde plek staat nu een nieuwe boerderij met het oude vierkant van de gesloopte stolp en wordt bewoond door een zoon van de onlangs overleden Dirk Wijnker.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2005 | | pagina 5