Bets van Arie ut In de eerste aflevering over Barbara Wagner heeft u kunnen lezen hoe zij als arm meisje opgroeide in Daun, toen al een bekende toeristenplaats in de Eifel. Al jong moest zij werk zoeken en het verdiende geld thuis afgeven. Omdat zij in een hotel had gewerkt, kwam zij in contact met boer Cor Timmerman uit Schagen, die daar met zijn vrouw op vakantie was. Hij bood Barbara een betrekking aan. Gezien de zeer slechte economische situatie in Duitsland besloot ze de baan in Schagen aan te nemen. Het eind van het eerste deel van het verhaal ging over het moeilijke begin van haar reis. Het ontbreken van een Frans stempel zorgde voor dagen oponthoud. We pakken de draad van haar verhaal weer op nu ze met het goede stempeltje in haar paspoort in Bentheim de trein mocht nemen. Dus ik kon nu met de sneltrein van Bentheim naar Amsterdam reizen. Ik had het spoorkaartje nog. Dat had Timmerman mij bezorgd. Daar moest ik er een tje kopen voor het laatste stuk naar Schagen. Dus ik stapte in de trein, wezenloos, want ik kon geen woord Hollands praten, helemaal geen woord. Ik zat als een sul wezentje in een hoekje. Ik had wat eten mee. Ik weet niet of ik wat te drinken had. Ik kwam zo in Oldenzaal en zag ik al die mooie witte kleren aan de lijn hangen. Schitterende witte lakens. „Mensen", dacht ik, „wat hebben ze hier in Holland een mooie witte was." Bij ons was alles goor en grijs want er was geen zeep. Ik dacht: „Dat kan wat worden met mijn gore Duitse kleedjes." Ik heb natuurlijk gauw nieuwe gekocht. Dus ik reisde en ik reisde en ik reisde en kwam eindelijk in Amsterdam. Daar stapte ik uit de trein en moest naar perron 4 voor de trein naar Schagen. Dat hadden ze me al geschreven, dat wist ik. Dus ik moest mijn koffer pakken, naar achteren doorlopen, omlaag en omhoog naar 4. Maar ik had nog geen spoorkaartje. Dat heb ik tegen een conducteur een beetje op z'n Duits gepreveld. Die man zegt: „Ik zal er eentje voor u halen." Ik had natuurlijk vooraan bij een loket bij de ingang in Amster dam een kaartje moeten halen. Die man komt even later met het kaartje terug. Ik had twee flessen wijn in mijn koffer, twee flessen witte wijn en ik was zo blij dat die conducteur voor mij dat kaartje had gekocht. Ik weet niet of het 90 cent was of 1 gulden. Timmerman had ervoor gezorgd dat ik een beetje Hollands geld had. Dus ik ritste de hoek van mijn koffer open en gaf die man de fles wijn. Die wist niet wat ie zag. Wijn drinken was toen niet modern. Het was immers vlak na de eerste oorlog. Zo kwam ik dus in Alkmaar en moest overstappen in de trein naar Schagen. Dat begreep ik. Uitstappen. Umsteigen in het Duits. Ik pak maar weer mijn doos. Paraplu had ik nog niet. Er was wel gezegd: je moet wel een paraplu mee nemen want het regent in Holland alle dagen. Ik dacht: „Dat koop ik dan daar wel." Ik had thuis ook geen paraplu. Zo rijk waren we niet. Fijn, het werd nacht, het werd al donker. Zeven uur zeker. Dus in Alkmaar stapte ik over in de trein voor Schagen. Hoe lang ik er over gedaan heb, weet ik niet. Ik kwam middernacht aan. Het werd al donkerder en donkerder. Noord-Scharwoude. Ik dacht: „Nee, dat is geen Schagen. Schagerwaard, ik luisterde, dat is ook geen Schagen. Schagerwaard is geen Schagen. Zijdewind, nooit van gehoord. Wel goed onthouden: Noord- Scharwoude, Zijdewind, Schagerwaard, Schagen." Eindelijk was ik in Schagen. Het was 's avonds elf uur. Zo lang was de stumperd onderweg. Een conducteur deel 2 Elke donderdag kwamen zo'n 48 Duitse meiden bij elkaar, Bets staat het meest links.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2005 | | pagina 4