In juli 1930 werd de eerste zoon Jacob geboren. Hij was vernoemd naar zijn grootvader. Jacobus Petrus waren zijn doopnamen. Vader Jan was apetrots en liet dit ook aan eenieder blijken. Hij ging die week glunderend langs zijn klanten met de stille hoop dat Jacob de opvolger in zijn zaak zou worden. Ook al waren de jaren dertig de crisisjaren en kwamen er steeds meer werklozen waar door veel mensen op de pof gingen kopen, toch wist Jan de winkel aardig draaiende te houden. Dat vergde natuurlijk veel inspanning en men zag hem steeds vaker met de pet op. De ingewijden wisten dat deze pet een teken van veel zorgen betekende. Hij gaf daarmee zijn humeur aan. Een paar jaar later werd het gezin uitgebreid met de komst van zoon Piet. Ook hij werd met veel vreugde ont vangen. „Ik hoop", zo schijnt vader Jan gezegd te heb ben, „dat ik mijn jongens later kan laten leren want dat zijn wij natuurlijk tekort gekomen. Zij kunnen dan verder komen dan een kruideniertje zoals ik." Voor moeder Lies ging een paar jaar later haar grote wens ook in ver vulling. Er werd een dochter geboren. Dit was ook weer een wolk van een kind en zij kreeg de namen: Catharina Gertruda. Haar roepnaam was Tiny. Later werd zij een heel knap meisje. Jongens kwamen in de winkel meer sigaretten en repen halen dan dat zij op konden eten om maar even een oogje aan haar te wagen. Maar dit is toch even anders gegaan want het was een „vreemde eend in de bijt", een Schagenees, die ging met Tiny „aan de sees". Theo Greuter was zijn naam en had grote vrachtwagens achter hem staan. Vader Jan had volgens een van de winkelmeisjes bijzon dere humor. Toen in de crisisjaren de artikelen steeds schaarser werden en er bij de bestelling geen closet papier was bezorgd, heeft hij de groothandel gebeld. Er werd hem medegedeeld dat ze moesten bezuinigen. „Zo", antwoordde hij toen, „dat is jammer, dan zullen we het voorlopig maar moeten uitsmeren." Evenals bij andere kleine zelfstandigen waren het in de oorlogsjaren moeilijke tijden. Er was weinig bijna niets meer te krijgen en dan was er ook nog de grote rompslomp van de bon nen, maar gelukkig kwam hier ook weer een einde aan. Zoon Jaap ging verder leren op de HBS in Alkmaar. Na deze school moest hij zijn dienstplicht vervullen. Door zijn opleiding klom hij steeds hogerop. Jaap zag mili taire dienst wel zitten, werd beroeps bij de luchtmacht en trouwde met een meisje uit Leeuwarden. Hij werd uiteindelijk luitenant-kolonel, een van de hoogste rangen in het leger. Piet is na de lagere school en „het verplichte voortgezet onderwijs" in 't Veld naar een kostschool in Medemblik gegaan. Daar heeft hij de driejarige mulo binnen twee enhalfjaar met lof doorlopen. Als jonge bink van ruim veertien jaar kwam hij bij zijn vader in de zaak. Hij moest in de omgang met klanten nog veel leren en ondervinden. Zijn vader en moeder waren altijd al een voorbeeld geweest maar de praktijk was toch wel even anders. Dat leer je het beste langs de weg. Geen dag was hetzelfde en ook geen mens. Soms waren er leuke dingen en een andere keer was er iets naars, zoals ziek en zeer en ook de dood. In het algemeen waren de wanbetalers voor de middenstand heel verve lend maar zij hadden er niet veel. Moeder Lies wist ook precies wanneer de kinderbijslag werd uitgekeerd en dit was een kans om in die week bij bepaalde klanten ach terstallige rekeningetjes te vereffenen. De leveranciers konden immers ook niet alles op krediet leveren. Ze had een groot hart. Terwijl ze zelf in de winkel ontbijtkoeken en jodenkoeken in voorraad had, kocht ze toch regel matig deze koeken van Piet Fijnheer. Ze had medelijden met deze zwaar spastische man die lopend met een oude hondenkar uit Winkel kwam om hier te venten en om zo ook wat te verdienen. Voor Piet was het een harde leerschool. Gedurende de eerste dagen van de week ging hij „rondvragen", vragen aan de klanten wat zij wilden hebben. Tegelijkertijd bood hij de nieuwste reclames met de voordeelprijzen aan. Later in de week bezorgde hij dan de boodschappen aan huis. Meestal vond hij het heerlijk om onder het genot ven een lekker bakkie koffie even met de vrouw tjes te kletsen en de nieuwtjes uit te wisselen. Dit hoorde immers ook bij dit beroep. Niet altijd smaakte de koffie even lekker. Tijdens het bezorgen van de bestelling ver telde een boerin dat ze de vorige keer wel een stuk of drie kapotte beschuiten in de rol had aangetroffen. Piet gaf haar grootmoedig een nieuwe rol want een goede klant laat je niet schieten voor een rol beschuit. Piet kreeg daarna een geurig bak koffie van haar. Ondertus sen pakte de vrouw een nieuwe rol en verkruimelde vier beschuiten over een bal gehakt. Dat moest Piet met lede ogen aanzien. Daarna bedankte hij de vrouw hartelijk voor de koffie. Er werd in die jaren ook een bakfiets aangeschaft. Daar mee kon men meer vervoeren en men spaarde daar door ook een paar ritten uit. Bovendien werd besloten om zich aan te sluiten bij een overkoepelende inkoopor ganisatie. Dat was voor zowel de klant als voor de win kelier voordeliger. Bovendien was er een spaarregeling in de vorm van zegeltjes. Het werd dus een sparwinkel. Als Piet langs de weg was, werd hij Piet Spar genoemd en vader Jan kreeg de naam Jan Zegel. Men kreeg vroeger vaak zonder het zelf te weten een bijnaam. Er werd voor de winkel een vriezer aangeschaft. De tijd stond immers niet stil. Het was voor de klant heerlijk om met feestdagen een ijstaart aan te snijden, vooral als de winkelier bereid was de taart op afroep te bezorgen. Bijvoorbeeld bij een aannemingsfeest moest het ijs bij de een zo laat worden gebracht en bij een ander tegen de avond. Het was veel werk maar het gaf wel veel tevreden klanten.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2004 | | pagina 5