(zot
Bentheim
MEDÊRLANd
NOÖRfJRIJNri
Kaisersesch
Daun
Een mooi handtasje, tamelijk groot. Dat had ik met
kerstmis van thuis gekregen. Er zat een witte, mooie
knop op. Ik zie hem nog. Zwarte lak, tamelijk modern.
Zo kwam ik in de kerk. Men sprak er half Duits, half Ne
derlands. In zo'n stampvolle kerk ben ik achterin gaan
staan. Ik kon geen woord verstaan. De mensen liepen
nog naar de communiebank. Ik wachtte de dienst, de
mis af en ging toen terug. Wat was ik toch ongelukkig.
Het was alsof ik geen vader, geen moeder, geen zuster
en geen broer meer had. Wat moest ik hier?
Ik kwam bij een hotel, het eerste beste hotel, het
Schloszhotel, vlakbij het slot. Ik kon wel wat betalen,
papiergeld genoeg. Geld haalde ik alle dagen want de
volgende dag waren die lappen niets meer waard. Ik
haalde soms meer dan een biljoen. Er waren stoffen
voor de ramen van het hotel voor zoveel miljoen gulden
de meter. Ik kocht een paar mooie kousen; die kocht
ik wel. Ik weet niet wat ze toen kostten. Ik had zwarte
kousen aan, dunne zwarte kousen. Ik dacht: „Ik ben een
jonge meid, ik koop die kousen, dan heb ik wat voor mijn
ellende hier in Bentheim." Dus ik was daar in het hotel
op zondag, maandag, dinsdag. Ik heb daar meisjes
leren kennen, die uit Kevelaar kwamen en die allemaal
naar Holland gingen. Ik kon nog niet weg. Die meneer
van dat kantoor van oorlogsinvaliden had gezegd dat ik
bericht zou krijgen in mijn kamer nummer 14. Die man
had één arm, de linkerarm was eraf. Hij schreef met de
rechterhand. Dat heb ik in dat hotel gezegd tegen de
bezitter van het hotel. De vijfde dag kwam er bericht, ik
kon verder reizen want ik had die Franse stempel achter
in de pas. De pas was nu goed en ze hebben hem
opgehaald. Hoe ze zo gauw aan die Franse stempel
kwamen, weet ik niet. Ik was nog maar vijf dagen de pas
kwijt.
Krs.. Ben the
moest naar Den Haag,
die kon wel verder.
Wat moest ik? Ik ging
maar Bentheim in. Ik
kende daar niemand.
Het was palmzondag,
ik moest maar naar
de kerk gaan. Het
was een schitterende
plaats, hoog, laag.
Prachtig. Ik had mijn
koffer nog steeds
in mijn hand en dat
zwarte lakhandtasje.
VS
L .uhI'
wordt vervolgd
i ni
Dat Bentheim toen een mooie plaats was, blijkt wel uit de
ansichtkaart uit die tijd.