Ik sliep altijd in de bedstee in de kamer. Het had voor- en nadelen. Het was nooit erg koud en met de kermis zat ik vaak door een raampje te gluren naar de vrijende stelletjes en al die dingen meer. Vroeger had Café de Vriendschap met pinksterkermis altijd een tent achter staan. Eén jaar stond die tent precies bij ons achter de boerderij. Als je de deur open deed stond je meteen in de zaal. Ik was jammer genoeg nog te jong om erin te mogen. Later hadden mijn ouders van VA koestal een keuken gebouwd. Dat was heerlijk, alles bij de hand en niet steeds door die stal lopen. Een hele vooruitgang. We hadden de wc buiten. Vreselijk was dat. Vooral in de sin terklaastijd was ik bang. Als er erge nood was, dan maar in de groep, maar dan wel weer uitkijken of er toevallig ook een koe net moest. Het mooiste vond ik altijd als de koeien in het voorjaar het weiland in gingen. Dan werden de stallen schoon en mooi gemaakt. Het zand werd mooi opgeharkt met schelpfiguren in de groep. De schotten werden blauw geverfd en in het midden van de gang lag een houten beun, daar liep je op. Het zag er altijd netjes en ver zorgd uit. Zelf heb ik nooit gemolken. Ik hield er niet zo van om aan die uiers te trekken. Als met Sint Maarten kinderen kwamen zingen zeiden ze altijd: "Wat stinkt het hier naar koeien". Dat vond ik nooit zo leuk. De boerderij stond op een prachtige plek. Midden in het dorp naast Café de Vriendschap, eerst van Brouwer, toen Slijker- man en daarna Kramer. Aan de andere kant de kruidenier J. Bijwaard en tegenover ons het gesticht, de jongensschool, de kleuterschool, het voetbalveld, jeugdhuis en de kerk. Dus reuring genoeg. Zo was er iedere dag optocht van de zusters die naar de kerk gingen. Maar o wee als het stormde, dan hadden ze moeite met de kappen! Met een boer derij heb je altijd leven. Kalfjes, lammetjes en die kleine roze biggetjes. Schattig was dat. Of de veearts kwam als er een koe moest kalveren. In de zomer moest er gehooid worden. Met brood en koffie naar het land, en dat hooi kon zo lekker ruiken! Het was ook een hele belevenis als de dorsmachine kwam. Ook kwamen de boeren uit de buurt zo nu en dan naar het vee kijken. Die koe gaf zoveel melk, en die koe zoveel. Er was altijd reuring. Het boerenleven bestond altijd uit werken. Alle dagen melken, 's morgens en 's avonds, ook zaterdags en zondags. Zelfgeteelde bieten snijden, hooi steken, bees ten verjagen en soms potlammetjes de fles geven. Als mijn ouders naar onze achterburen, de familie Kieft, op visite gingen, dan gebeurde dat door het land. Met nat weer rubber laarzen aan, een plank over sloot en een zaklantaarn mee. Met mijn vriendinnen kon ik altijd heerlijk spelen, kam peren in het land en van hooiruiters een tent maken. Prachtig was dat! Laatst liet ik een keer een foto van de boerderij aan mijn zoon zien. Er lag een bietenhoop naast het huis. Hij vroeg aan mij: "Mam, is dat allemaal hout voor de open haard?" Hij had er geen voorstelling van. Ik vond dat heel grappig. In 1960 moest mijn vader het bedrijf beëindigen van wege zijn gezondheid. Dit zijn mijn globale herinneringen uit 't Veld, Dorps straat 290. C.A. Overtoom-Snip. Op de plek waar eens de boerderij stond staat nu het bedrijf van de familie M. Ligthart, thans Rijdersstraat 88 't Veld.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2004 | | pagina 14