Een oud beroep 8i Op een van de bijeenkomsten van onze stichting werd mij gevraagd wat het volgende onderwerp zou zijn waarover ik zou gaan schrijven. Ik antwoordde dat het mijn bedoeling was om iets over een heel oud, haast wel zeker het oudste beroep op papier te zetten. Nadat het even stil was, werd er besmuikt gelachen. Links en rechts werd ik meewarig aangekeken en toen kwam de vraag wat ik met dat oude beroep bedoelde. "Jullie denken natuurlijk heel wat anders", was mijn antwoord. Met dat oude beroep of met dit zeer oude ambacht heb ik de dorpssmid en vooral de hoefsmid op het oog. Het paard was vroeger immers onmisbaar voor de boer en voor het vervoer over de weg. Nu is de dorpssmederij verleden tijd en ook het werk paard ziet men nog maar hoogst zelden. Paarden worden nu gebruikt voor de sport en voor de liefhebbe rij. Als het paard ergens naar toe moet, laat het zich vorstelijk rijden in een speciaal wagentje, dat aan alle eisen van deze tijd moet voldoen en verzekerd is tegen alle ongemakken. Het is een klein beetje de omge keerde wereld. Vroeger ging men met het paard naar de smid en nu komt de smid aan huis. De smid in het dorp was er niet alleen voor het beslaan van paarden en het in de winter op scherp zetten. Hij maakte ook nog veel smeedwerk voor landbouwwerk tuigen, -wagens en kachels. Ook de timmerman kon niet buiten de smid want voor het hang- en sluitwerk van deuren had ook hij nauw contact met de ijzervreter. Het was een zwaar beroep maar het bleef altijd een mooi gezicht om de smid in zijn domein te zien werken. Door het blazen van de wind uit de blaasbalg laaide het vuur hoog op. Het gloeiende ijzer werd door hamerslagen op het aambeeld bewerkt en in de juiste vorm gemaakt terwijl de vonken alle kanten heen spatten. In de smederij en de werkplaats was het half donker omdat het plafond en de wanden in de loop van de tijd geheel zwart waren geworden door de rook en het roet. Nadat hij zijn werkstuk met een kritisch en vakkundig oog had bekeken, werd het in koud water gedompeld wat dan een enorme stoomwolk veroor zaakte. We stonden daar als schooljongens vaak met grote bewondering en met open mond te kijken, vooral als ze met z'n tweeën om en om op zo'n stuk gloeiend ijzer aan het slaan waren. Omdat soms de schoolbel niet werd gehoord, kwamen sommigen te laat op school en moesten meestal wel nablijven als de smoes niet goed genoeg was. Spannend werd het als vlak voor school tijd nog een onwillig paard in de travalje moest om van nieuwe ijzers te worden voorzien. Wij vonden het een sensatie als dat knol danig tegenwerkte. In onze ogen was de smid beresterk en helemaal niet bang van zo'n briesend en wild paard. Als het 's zomers mooi weer was en de ramen van school openstonden, hoorde je de smid op zijn aambeeld slaan en dat klonk dan over het hele dorp. Het was zo'n mooi geluid dat je de hele school verwenste en hoopte dat ie in de brand vloog zodat jij lekker vrij was. Het is goed dat dit niet ge beurd is, anders was dit immers een bekentenis die inmiddels verjaard zou zijn. In ieder dorp of gehucht was vroeger een smederij. Dit is wel een overtuigend bewijs dat het ambacht van smid een zeer belangrijk beroep voor de gemeenschap was. Ook de wagenmaker kon niet buiten de smid om want de houten wielen moesten voorzien worden van ijzeren banden. Zo'n band om een wiel leggen was een heel secuur werk. Bij oude smederijen ziet men buiten nog wel eens een ronde betonplaat liggen met een putje in het midden. Daar werd dan het wiel opgelegd en de gloeiende velg om het wiel geslagen en afgeblust met koud water dat via het putje wegliep. In het putje

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2003 | | pagina 8