Niedorp bestaat in het
regio-archief, een op
perkament geschreven
handvest van het St.
Georgeschuttersgilde
uit 1541. Hadden de
Oude Niedorpers
toentertijd het idee
door te kunnen groeien
naar een betere
vestingspositie? De
Waardpolder was
immers nog een open
water en het
scheepvaartverkeer
naar Schagen kwam
veelal binnendoor
langs „Oude Nierip".
Een akte van keizer Karei V bevestigde immers de
stadsrechten van Niedorp in 1555. Maar helaas slibde
de zeehaven van Eerswoudt dicht en werd „De Waert"
een halve eeuw later drooggemalen wat het einde
betekende voor de uitbreiding van Oude Niedorp. Op
het platteland werd de veiligheid gewaarborgd door een
aantal door de heer aangewezen soldaten die hun
soldij zelf moesten ophalen bij de plattelandsbevolking.
Zo was er een vastgesteld tarief voor volle boeren van 2
stuivers per maand en voor een keuter 1 stuiver. Hun
taak was ondermeer het verjagen van bedelaars,
zwervers, vagebonden en ander onguur volk. Misdadi
gers waren in die tijd makkelijk te herkennen daar
deze meestal een oor misten of in het gezicht ge
brandmerkt waren. Ook het toezien op het rookverbod
op straat behoorde tot een van hun taken. Ja, het
waren harde tijden. Een enkele straatnaam of bena
ming van een weg, zoals de Galgenkade op de Tolke
doet ons iedere keer herinneren aan deze Spartaanse
tijd. Het was in die tijd namelijk gebruikelijk de ter
dood veroordeelde, nadat het vonnis ten overstaan van
de bevolking op het raadhuisplein geveld was, het
lichaam over tebrengen naar het galgenveld waar het
vervolgens nog een maal werd opgeknoopt „ter afschrik
van andere, Ome ter Proye van d'Vogelen en de Injurie
van Lugt verteerd te werden."
aanstellen van turftellers, marktmeesters en weeg
meesters, betekende dat veel werk voor de man en
deed daarom ook vaak een beroep op zijn rakkers, die
hun naam danken aan het woord recker of rekken, een
van hun neventaken bij het ondervragen van misdadi
gers. Tevens werden deze rakkers in staat gesteld
huizen van lichte zeden erop na te houden, wat hun
enerzijds een inkomen verschafte en anderzijds het
stadsbestuur enige controle op de prostitutie gaf. Ook
is bekend dat deze wetsdienaren andere bijbanen
hadden zoals veeschutter, aschophaler en zelfs
medicijnmeester. Dat het ambt van schout geen vetpot
was, blijkt wel uit de stukken van 1663 waarin Winkel,
Nieuwe en Oude Niedorp kissebissen over wie dit
begerenswaardige ambt van schout mocht gaan
invullen. Het bracht nogal wat kosten met zich mee
zoals bewapening, uniformen, e.d.. Dit werd echter
geheel anders toen er een besluit van hogerhand kwam
dat deze tweederde van de uitgeschreven boetes zelf
mocht houden. De rest moest dan wel doorvloeien naar
de schatkist. Ambtshalve zal de schout vele malen het
bordeel bezocht hebben, al was het maar om overspe
lige echtlieden te bekeuren. (Het uitschrijven van een
keurovertreding). Pas in 1672 kwam er een einde aan
deze situatie doordat de schutterij, een instelling die
nog tot 1907 heeft bestaan, een meer nachtelijke
beveiligingstaak kreeg door zich 's nachts, gewapend
met sabel, oftewel hartsvanger, ratel en houtenklap te
roeren bij onraad en de schout zich meer mocht gaan
bemoeien met de veiligheid op straat bij daglicht in
steden en heerlijkheden (dorp met beperkte stads
rechten) zoals Hoogwoud en Schagen. Van Oude
wordt vervolgd
Om een verdachte tot een verklaring te
dwingen of te straffen, werden de meest
gruwelijke martelingen toegepast. Op de
rechter tekening ligt de verdachte op de
pijnbank, tenwiji hem door een trechter
water of olie wordt toegediend. Op de
achtergrond staan twee schepenen, met
in het midden de schout en rechts de
secretaris. Op de andere prent wordt de
verdachte uitgerekt.
De man in het midden
werd voor het plegen
van overspel door
dienaren omgeleid. Hij
droeg de zogenaamde
huik, omdat hij
waarschijnlijk de hoge
boete niet kon of wilde
betalen.
Respectievelijk houten
klap en ratel waarmee
de nachtwakers onder
meer alarm moesten
slaan bij brand of
onraad.