6
De architect de heer Th. Molkenboer
stuurt op 25 juli 1851 aan pastoor G. van
den Bosch een brief, waarin hij aanbiedt
de kerk voor f26.000.-te kunnen
bouwen. Hij heeft het verder over een
misverstand tussen „U en Uwen
Aartspriester" en hoopt dat het
misverstand spoedig zal worden vereffend
en dat hij zal worden belast met het
bouwen van een nieuwe kerk. Uit de
parochiegeschiedenis blijkt echter dat in
1852 pastoor Nicolaas Husing naar
't Veld kwam om de bouw van de kerk
onder handen te nemen.
Het definitieve bestek geeft per onderdeel
weer hoe de aannemer de kerk moet
bouwen. Het bestek is zo uitgebreid, dat
we dit nummer in zijn geheel daarmee
zouden kunnen vullen. Wel vermelden we
hieronder enkele interessante passages.
Artikel 12 inzake de kap.
„De aannemer zal moeten maken en
stellen 4 kapbindten boven de
kolommen, 7 tussenbindten, allen van
greenenhout. Voorde vier kapbindten boven de
kolommen te leveren:
8 kolomstijlen, zwaar
20
23
cm
dik
10,80 el
4 bindtbalken, zwaar
15
a
20
cm
dik
6,40 el
8 onderbindten, zwaar
15
a
20
cm
dik
4,80 el
8 spanten, zwaar
15
a
23
cm
dik
10,10 el
4 makelaars, zwaar
15
a
20
cm
dik
2,80 el
8 karbeels, zwaar
15
a
20
cm
dik
3,30 el"
Het is een indruk van de binnenbovenbouw van de kerk
waartegen aan de onderkant het gewelf is gebouwd.
Artikel 10 en 11 zeggen nog iets over het zangkoor en
de tribune.
„Tot toegang naar de tribune en het zangkoor zal de
Aannemer moeten maken een spiltrap, de treden van
34 grenen delen.
Artikel 16 bepaalt dat er tegen de beide zijmuren
beneden 38 banken dienen te worden gesteld, lang
buitenwerk 2,50 el en verder nog te stellen 20 banken
van 3,40 el en 20 banken lang 2,50 el.
Of dit inderdaad de banken zijn, zoals die nu nog in
de kerk worden aangetroffen, is niet met zekerheid
vast te stellen. Het bestek heeft er in ieder geval in
detail in voorzien. Een andere bron vermeldt echter dat
er 200 sinjoorstoelen zijn geleverd in 1854. Dat houdt
in dat wellicht om redenen van bezuiniging men aan
vankelijk startte met losse stoelen.Verder blijkt uit een
gevonden tekening dat de ingangpartij van de kerk
door architect Molkenboer geheel anders was
bedoeld. De zuilenpartij met het fronton met de
Latijnse tekst is later toegevoegd. Vanwege de vele
veranderingen door de jaren heen heeft Monumenten
zorg besloten, dat de kerk teveel van het oor
spronkelijke ontwerp van architect Molkenboer is
afgeweken en derhalve niet voor bepalend monument
in aanmerking komt. De kerk van Westwoud, toevallig
ook toegewijd aan
St. Martinus, kent
meer essentiële
Molkenboer-
trekken en staat
wel op de
monumentlijst. In
de loop van vele
jaren is veel
toegevoegd en
gerestaureerd en
een dergelijk
gebouw zal dat
ook voor de
toekomst blijven
vragen.
De laatste binnenrestauratie zal dan ook niet de
laatste zijn. De laatste buitenrestauratie, die onder
meer bedoeld was om de buitenmuren droger te
houden, lijkt succes af te werpen. De vele witte
vochtvlekken op de buitenmuren zijn verdwenen,
hetgeen erop wijst dat de aangebrachte ventilatie
werkt. Dat het onderhoud een blijvende zorg is, blijkt
ook wel uit de correspondentie met het bisdom in de
vijftiger jaren van de vorige eeuw. Het bisdom geeft in
1958 toestemming tot behandeling van de houtworm
in het kerkdak en in de banken overeenkomstig het
advies van de bisschoppelijke bouwinspectie. In 1959
wordt het bisdom attent gemaakt op de vreselijke
afbladdering van de verf in de kerk vanwege vocht-
optrek. Er wordt dan besloten eternietplaten aan de
onderzijde van de binnenmuren te plaatsen.
Het is een vluchtige en lang niet volledige tocht langs
een stukje bouwgeschiedenis van de St. Martinus-
kerk. Verder onderzoek is nog vereist naar het Depar
tementvoorden Roomschen Eeredienst, dat de kerk
mee subsidieerde. Evenzeer is een onderzoek nodig,
hoe een betrekkelijk kleine gemeenschap de middelen
bij elkaar wist te brengen om een dergelijk groot
godshuis te bouwen. Dat zijn boeiende vragen, waarop
wellicht heel moeilijk een antwoord valt te vinden.
Dit artikel wilde dicht bij de bronnen komen. Wilde
ook een beetje de bouw van de kerk plaatsen in het
tijdsbeeld van nog modderige binnenwegen, van
vervoer per paard en wagen, van olielampen en water
putten. Er was in die tijd nog geen elektriciteit en
geen waterleiding. Toch was men wel in staat
dergelijke kerkgebouwen neer te zetten. Het is onze
taak dit fraaie bouwwerk ook door de 21® eeuw heen
te loodsen om de komende generaties getuige te laten
zijn van wat men midden in de 19® eeuw met zeer
eenvoudige middelen op het platteland kon bouwen.
Ontwerp voorfront
1852 door
Th. Molkenboer.