Poepen
Na de begrafenis van haar man kwam er voor Mietje nog een heel nare tijd. Ten eerste moest de boel
gescheiden worden en voor haar zoontje Jan moest een voogd benoemd worden. Er moest ook een
openbare verkoping ofwel een boelhuis gehouden worden om de onkosten van de uitvaart en andere
achterstallige schulden te voldoen. De zorgen stapelden zich als donkere onweerswolken in haar hoofd op
maar zij werd door haar goede buren met dit alles enorm geholpen.
Op 29 november 1842 werd door de kantonrechter te Schagen onderwijzer Jan de Jong, woonachtig in
Zijdewind, benoemd tot toeziend voogd voor haar zoon Jan.
Gedurende de dagen van sorteren en uitzoeken van de
winkelgoederen en de manufacturen die tijdens het
boelhuis verkocht moesten worden, was het een
ongekende drukte en door het hele huis een grote
janboel, zeg maar bende. Bovendien moest het zo
gauw mogelijk plaatsvinden. Het nam twee dagen in
beslag, want er waren 384 partijtjes die verkocht
moesten worden. De totale opbrengst was f 867,28,
wat veel minder was dan de werkelijke waarde. Maar
dit is nu eenmaal zo bij een gedwongen verkoping.
In de loop van de volgende maanden kwamen nog
enkele openstaande rekeningen van verschillende
leveranciers voor geleverde goederen. Daarom werd op
3 maart 1843 nogmaals een inventarisatie van de nog
niet betaalde lasten gemaakt. Uit de hiervan opge
maakte akte bleek dat er nog een schuld was van
f 861,01De financiële toestand was dus zo slecht dat
er besloten werd om de winkel met pakhuis en erf te
verkopen.
Zo was Mietje dan weer terug bij af en moest toen
verder om voor hun tweetjes een boterham te verdie
nen. Omdat er toentertijd geen voorzieningen waren op
het gebied van weduwen-, wezen- en andere hulp of
bijstand was zij gedwongen om werkhuizen te zoeken.
Of zij toen weer naar haar vroegere broodheer is
teruggegaan, vermeldt de historie niet. Ik denk haast
zeker te weten van niet. Zoon Jan is voorbeeldig
opgegroeid en is metselaar geworden die zijn vak goed
verstond. Zo verdiende hij een goed stuk brood. Hij is
later getrouwd en heeft voor het nageslacht van de
Jaspers gezorgd.
Na de verkoop werd het winkeltje een slijterij van de
firma Sluiter en Van Dijk. Toen de spoorlijn Alkmaar -
Den Helder werd aangelegd, heeft de heer Sluiter het
door zijn bemoeienissen voor elkaar gekregen dat er in
Zijdewind een halte is gekomen. Deze spoorlijn is in
het jaar 1865 geopend en in gebruik genomen. Zoals
het meestal gaat, zaten genodigden in de trein die er
niets aan hadden gedaan. Door de gillende fluit van de
locomotief holden de koeien met opgestoken staarten
door het weiland. Dezelfde lijn is in de jaren negentig
verdubbeld en toen dat klaar was, kon men in de krant
lezen dat het de bedoeling was deze lijn op te heffen
omdat het niet rendabel was. Dat zijn van die leuke
dingen voor de mensen!
In 1873 is het pand van Sluiter en Van Dijk te koop
gekomen en kon men het leeg aanvaarden. Dezelfde
familie Tromp, die het eerder aan Jaspers had ver
kocht, heeft het toen weer aangeschaft. Pieter Tromp
en zijn vrouw Anna Kos zijn er ingetrokken. Pieter was
van beroep kleermaker en daarnaast dorpsveldwachter.
Zijn vader was winkelier en schipper en woonde ook in
Zijdewind. Het werd weer een manufacturenwinkeltje.
Na schooltijd heeft dochter Trijntje altijd geholpen in de
winkel. Zij had daar ook echt zin in, had gevoel en
aanleg voor dit vak. Al heel gauw kon zij zelf de zaak
runnen, deed zelfstandig de inkopen en kon goed met
klanten en vertegenwoordigers omgaan. Zij was ge
knipt voor de winkel en het zakenleven. Tot een huwe
lijk is het nooit gekomen. Jammer voor de mannen die
wel eens een oogje aan haar waagden.
In de zomer van 1919 kwam Pieter Tromp te overlijden.
Moeder Anna en Trijntje gingen samen verder met de
zaak maar al gauw werden de inkomsten minder.
Vader Pieter ging voorheen langs de weg en de boer op
en dat scheelde natuurlijk aanmerkelijk. Zijdewind was
maar een klein dorpje en van een "sluufje wol en een
kaartje brad ken de lamp niet branden". Na overleg met
haar zoon en haar broer Dirk die naast hen woonde,
werd besloten om naar haar zoon Jan in Bovenkarspei
te gaan. Misschien voelde een van zijn kinderen wat
voor het vak van manufacturer en of die het dan als
poepenzak langs de weg wilde proberen. Dezelfde
week werd er een kaart naar Bovenkarspei verzonden
met de mededeling dat zij aanstaande zondag bij Jan
en zijn vrouw Marie te gast kwamen samen met Dirk
en diens vrouw die toevallig ook de naam Marie had.
Indien zij geen afbericht kregen, dachten zij om tien
uur in Bovenkarspei te zijn "met de hoop dat alles goed
en gezond was en hier ook, groetend je toegenegen
•20.
deel 2