Stoelen aan de kant. Bal na! Vroeger, als je bij het horen van muziek ongeacht de soort: klassiek, rock en roll, orgel of beat, niet stil op je stoel kon blijven zitten, dan was dat louter en alleen het gevolg van de hoeveelheid adrenaline die zich een weg baande door je aderen. De eerste herinnering aan deze onhoudbare drang naar de „swing" voert mij terug naar de vijftiger jaren waarin ik voor de passpiegel thuis met het uit eigen kranten- geld verdiende „all transistor"-radiootje tegen het oor aangedrukt mijn eigen primitieve bewegingen kon gadeslaan onder het genot van de krakerige tonen die de „high tech" uit die tijd nu eenmaal voortbracht. Als je toentertijd het grote geluk had dat er niemand thuis was, dan ging de radio in de voorkamer voluit op een populaire zender en dan had je ineens een complete ballroom tot je beschikking. Bij ons thuis was dat tenminste zo maar ik kan me ook huishoudens herin neren die distributie hadden, zoals bij de buren naast ons en die kon naar mijn mening niet hard genoeg. Het had zo zijn voordelen als buur maar wat ons, opge schoten jongelui, betrof, had dit systeem alleen maar nadelen. Je moest goed kien zijn om Elvis erop te kunnen horen want het was enkel en alleen op dins dagmiddag tussen vijf en half zes „Tijd voor teenagers". Vandaag de dag is het door de zenderkleuring allemaal wat beter geregeld. Radio was begin jaren vijftig immers het enige medium dat ons ter beschikking stond, de krant en de leesportefeuille daar gelaten. Dat radio in de beginperiode iets bijzonders was, blijkt wel uit de volgende anekdote. Mijn vader Meyert Jan was de eerste in het dorp die een radio in het bezit had. Op een gegeven moment kwam er een verzoek van een aantal heren van de organisatie „Voor het Nut van het Algemeen" om een demonstratie te geven in café De Roodbonte Koe. Wij mochten als kleine jongens mijn vader helpen de toen nog grote luidsprekers te versjouwen naar de grote zaal in het tegenover ons gelegen café. Vervolgens liep 's avonds het hele dorp uit om naar de krakerige radio van mijn vader te komen luisteren. Aan dit feest werd ook nog een loterij verbonden en samen met het bal na had men eindelijk weer eens een verzetje na al dat gezwoeg. Ja, en dan werd er gedanst tot in de kleine uurtjes. Dansen is een zaak van alle mensen, ongeacht hun komaf of plaats in de samenleving. Dansen was vermaak voor een ieder en is dat vandaag de dag nog steeds. Je moet het echter wel eerst even leren. Nu waren er in mijn tijd her en der dansscholen maar dat deze dansopleiding niet voor iedereen voorhanden lag, was vaak niet alleen een financiële kwestie. Ook het bezit van een vervoermiddel, zoals een fiets, was onontbeerlijk. Bovendien moesten je ouders wel ruim denkend zijn en de overtuiging hebben dat het dansen nu eenmaal bij de opvoeding hoorde. Zo werd er vlak voor en na de oorlog door de Helderse Agha Tuin dansles gegeven in café Boontjes oftewel De Beurs in Schagen. Van heinde en ver kwamen de leerlingen naar Schagen om aan de lessen deel te nemen, de jongens links in de zaal en de meisjes rechts. Dan was het altijd van: „De jongens vragen de meisjes" maar dat ging ook wel eens andersom. Dan bleef er bij ons altijd een jongen zitten die met zijn rooie haar helaas niet aantrekkelijk genoeg was voor het vrouwe lijk schoon. Ja, ja, kinderen kunnen soms hard zijn. Onze danslerares had daar het volgende op gevonden. Als die situatie zich voordeed, dan greep ze gewoon één van de meiden in de nek en bracht deze tot voor de nu nog rodere muurbloem van het sterke geslacht met het kordate bevel: "En nu dansen". En dan ging de hele rij netjes op de maat van de piano: zaal, zaal, muur, zaal, zaal, muur, muur, muur, zaal. Ook hier in Zijdewind werd er in de dans onderricht gegeven en wel bij tante Nel. Daar verscheen vlak na de oorlog iedère zondagmiddag Peter Verbiest Sr. met zijn Fordje. Achterin lag de voor iedere danspupil zo vertrouwde slingergrammofoon met het van bakeliet te beluisteren moderne repertoire, zoals de tango, de quickstep en de paso doble. Peter Verbiest Sr. was overigens een rasechte pionier in het onderricht geven van dansles, zo lezen we vanwege het 25-jarig bestaan van bovengenoemde dansschool in de krant van januari 1972. Wij woonden in 1946 in Castricum van waaruit ik op de fiets met antiplofbanden de noord introk op zoek naar danslustige jongeren. Achterop had ik de grammofoon en een koffertje met de breekbare 78-toeren-piaten. Zo belandde ik het eerste jaar in Wieringen en in nog een aantal plekken in het Schager gebied. Een jaar later kwamen daar ook Medemblik, Opmeer en Zijde wind bij. Heen ging het meestal nog wel maar 's avonds laat terug op het fietsje naar Castricum duurde soms wel viereneenhalf uur. Twee jaar later waagde ik de grote sprong met clubs in Grootebroek, Wervers- hoof en Zwaag. In het begin kreeg ik bijna alleen maar jongens op les want meisjes moesten het maar thuis leren. Originele revérence uit de Órchósograpbie van Thoinot Arbeneau

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2002 | | pagina 12