De distributie Een oud heertje klopte aan naast de burgerlijke stand, zachtjes kwam hij binnen, zijn petje in zijn hand, hij vroeg om bandenbonnen, wantz'n banden waren af, maar nou moetje niet gaan denken, dat men hem er eentje gaf. Welnee, gaat u maar lopen, er is echt niets aan te doen, want u bent vijfenzestig jaren en u heeft ouderdomspensioen. Zo werkt de distributie in oorlogstijd. Ach, waren wij die bonnen, ja, die bonnentroep maar kwijt. Ja, noem maar op, het maakt niet uit, wat je ook allemaal behandelt, 't is alles op de bon of 't is in de zwarte handel. Doch één artikel is er nog, daar houden wij ons bij, dat is nog niet gerantsoeneerd en nog van alle punten vrij. Dat artikel is de liefde, die is nog overal te koop, of je nu Sara heet of Grietje, Bertussie of Joop. Daarvan is nog grote voorraad, daarvan bestaat nog geen rantsoen, en de prijs die wordt betaald - weten wij - is een kosteloze zoen. Vraag je om koffie, thee of suiker, rozijnen of cacao, 't eerste wat je hoort is: „Heeft u bonnen mee, mevrouw? want zonder bonnen krijgt u het in deze winkel niet". Om het zonder bon te kopen, mag ik niet zeggen in dit lied. Zo ook de sigaretten zijn alle op de bon, je betaalt zowat een gulden voor een pakje Avalon, en een slordige drie gulden voor een pakje Van Nelle-shag en een knaak voor een nippeltje cognac of een neutje Oude Vlek. Voorheen had je de groenteman: z'n hele wagen vol, die dagelijks kwam te venten met z'n krossie en z'n knol, maar nude groente allemaal naar 't buitenland toegaat, nu hoor je: „Moeder, 'k heb zo'n honger, want 't keukenklokje slaaf'. Voorheen had je spinazie, kropsla en radijs, toen was het hier in Holland met de groenten een paradijs. Nu eten we brandnetels, koolplanten en bietenblad, zo beroerd als het hier nu in Holland is, hebben wij het nog nooit gehad. Voorheen ging je naar de stad en kocht een nieuwe jas. De kleur die moest naar 't zin zijn en aan alle kanten pas, maar tegenwoordig gaat dat zo gemakkelijk niet meer, overal en in iedere winkel hoor je: „Uitverkocht, meneer!" Alleen kun je nog kopen een jas van surrogaat voor een prijs en een aantalpunten, waar je van achteroverslaat. De kwaliteit, nou beste mensen, die hebben wij u gauw verteld, je koopt een jas die je veel te groot is: één regenbui en je zit erin bekneld. Met het fietsen is het treurig, auto 's zie je haast niet meer, en ieder die moet lopen, van de werkman tot meneer. Je staat erop, je hebt verkering met een meisje in de Zuid, je wilt erheen, maar je moet lopen, dus je verkering die raakt uit. De klompen en de schoenen zijn ook al op de bon, en watje haast niet kan geloven, dat het ooit gebeuren kon: een onnozele kop en schotel kun je niet kopen zonder punt, dus om er een kapot te gooien bij een boze bui word je ook al niet meer gegund. Verder weet Arie zich nog te herinneren dat hij samen met Freek Berkhout spijkerwacht moest lopen voor de Duitsers. De bezetter werd constant geconfronteerd met een weg vol spijkers zodat het transport van het Duitse leger stil kwam te liggen. Arie weet nog goed dat destijds bij Jo Groen aan de ringsloot, nu Arie Groen aan de Koggeweg, transportschepen aan de ketting lagen. De vervoerders weigerden transporten voor de Duitsers uit te voeren. Bij het neerschieten van Piet Pater aan de Weel, welk voorval uitvoerig in „Als een windvlaag" staat te lezen, was Arie Ran in de schuur van Simon Tamis. Rikus Ran op schoen en klomp - Gert Groen sr.- Gerard Tesselaar, oudste kleinkind van oma en opa Groen, zoon van Marie Groen en Niek Tesselaar - Neeltje Groen-de Wit - Martha Ran

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2002 | | pagina 8