De vondst van de staf was voor de schout het bewijs dat er een echte bisschop was geweest. Hij bleef de gearresteerde mannen ondervragen om achter de verblijfplaats van de bisschop te komen. Het verza melde volk begon zich steeds meer te roeren. Er werd gescholden en men dreigde hen te vermoorden. Ramen werden kapot gemaakt. Men gooide met stenen en beukte de deur open. Verschillende keren moesten de gezagsdragers het volk uit de kerk zetten. het welcke noch niet genoegh zijnde, is het volck, hoe langer hoe booser wordende, hoewel by ons alle discretie wierde belooft, echter op de deuren ende vensteren aengevallen, soeckende met groote dreygementen ende gruwelijcke scheltwoorden, daer teghens in te komen, brengende stocken en palen rontsomme aen het huis, delvende steenen uyt de straet, soo ons van yemant van buyten, door een venster wierde berecht, houdende het huys rontsomme wel twee uuren langh besef, so dattet niet mogelijck was voor ons daer uyt te komen". De schout en zijn mannen waren zo bang geworden dat zij de inventarislijst verscheurden. Zij beloofden dat er niets op papier zou worden gezet. Zo konden zij uiteindelijk toch uit Zijdewind ontsnappen. Thuisgekomen heeft hij echter toch een uitgebreid verslag van deze gebeurtenis gemaakt. Gelukkig maar, anders hadden we dit verhaal niet zo uitgebreid kunnen beschrijven. Zijn verslag heeft er echter ook voor gezorgd dat de straffen voor de eigenzinnige Zijdewinders lang niet mals waren. Pastoor Cleerbesem kreeg een boete van f 1.400 en werd voor eeuwig uit West-Friesland verbannen. Hij ging zeer teleurgesteld terug naar zijn geboorteplaats Amster dam en overleed in 1661Na zijn dood werd hij geëerd als: „uitgediend eerste kampvechter van Christus", (uitdienen: tot het einde dienen) Voerman Peters die bij de ontsnapping van de bis schop en de pastoors had geholpen, werd beboet met f 1.200, net als de kerkmeesters Willem Alberts en Pieter Dissel. Pastoor Merius uit de Zuidermeer, pastoor Praeterus uit Hoogwoud en pastoor Franciscus van der Brugge uit Egmond moesten f 200 betalen. De Zijdewinders kregen een boete van f 6.900. Waarschijnlijk hebben ze daardoor jarenlang krom moeten liggen om het bedrag bij elkaar te brengen. Schout Herman van der Woude kon blijkbaar in deze omgeving geen goed meer doen en vertrok met zijn gezin naar West-indië. Op de reis daar naar toe overleed hij. Op 12 oktober 1649 gingen om 7 uur 's morgens de heren van de Gecommitteerde Raden met 20 soldaten uit Alkmaar, met 10 soldaten uit Hoorn en 25 timmer lieden naar Zijdewind. Het preekhuis en de boerderij werden radicaal afgebroken. Het hout werd zodanig stukgemaakt dat het niet meer gebruikt kon worden. Toch bleef Zijdewind een katholieke enclave in de protestantse omgeving. Oudere en hulpbehoevende Cloppen mochten echter blijven. Uit een kleine kerkruimte werden 2 grote beelden, kelken en ornamenten (sieraden) meegeno men en in een schuit naar Hoorn gebracht. Tijdens een vergadering van een synode (een landelijke of provinciale kerkvergadering) te Alkmaar werd verslag gedaan van de toestand in dat paapse Zijdewind: het paapse preekhuis was gesloopt en met de grond gelijkgemaakt. Bovendien waren alle ornamenten (sieraden), kledingen en gewaden in beslag genomen. Er werd verondersteld dat de verbannen pastoor Cleerbesem met nog een priester ergens in de Campen aanwezig was om de afgodendiensten daar vrijelijk uit te oefenen. Ook de Cloppen, de zusters bevonden zich daar en zelfs in grotere getallen na hun verbanning uit Zijdewind. Bovendien waren er geruchten dat de papen plannen koesterden om hun gesloopte preekhuis weer te herbouwen. Dit laatste deed de synode besluiten bij de Hoog Mogendheden en de Gecommitteerde Raden aan te dringen om krachtdadi ger op te treden tegen dat roomse gedoe en tevens te vragen om op de plaats van het gesloopte paapse preekhuis een kerk te mogen bouwen voor de gerefor meerde religie. Verder moest worden toegezien dat papen die publieke functies bekleedden, direct zouden worden afgezet. Over de bisschop werd in de synode het volgende gezegd. „Jacobus de la Torre die in de buurte van Zijdewind tussen Alkmaar en Schagen aan onze landslieden had bediend en is hij in 't zelfde jaar 1649 in het verrichten van den Goddelijken dienst gestoort geweest. Als hij het ontvlucht was, is hij daarop ingedaagd en nadat men zijnen gemachtigden niet hadden willen horen spreken, is hij door de Staten van Noord-Holland die te Hoorn vergadert waren, voor eeuwig en altijd uit de landen gebannen en zijn erfgoed verbeurd verklaart. Ja, de kerk daar hij vergadering gehouden had, is naderhand ook afgebroken". (ingedaagd: voor de rechtbank geroepen) Het gezag en ook de gereformeerde predikanten waren toch nog altijd bevreesd voor de katholieke Zijdewinders en men hoopte dat de bouw van een gereformeerde kerk in Zijdewind een eind zou maken aan de „dagelijcks aangroeijende stoutichheid der pausgesinden". Daarom werd in 1652 een gerefor meerde kerk gebouwd, die we in de vorige eeuw de koeienkerk noemden. Al na 48 jaar na de bouw werd gevraagd of de kerk mocht worden gesloopt. In Zijde wind en Blockhuijsen waren maar 25 lidmaten te vinden. Zijdewind bleef ondanks alle ellende gewoon katholiek! In de volgende uitgave zullen we schrijven over de mogelijke plaatsen van het preekhuis.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2002 | | pagina 23