De Rietgors,
ten onder in de tijd
Q.
.141
\J
Bovenstaande luchtfoto is gemaakt door de RAF op 10 september 1944 naar aanleiding van de aanslag op het station in
Schagen. Op de overlay van de kadastertekening uit het begin van de negentiende eeuw, ver voor de voltooiing van de spoorlijn
Alkmaar - Den Helder in 1865, is nog goed te zien hoe de kavels grond er in die tijd hebben gelegen. De oorspronkelijke Rietgors
was het langgerekte perceel tussen de witte pijlen. Het gedeelte ten zuidwesten van de spoordijk is begin zeventiger jaren vol
gestort met bagger uit de ringsioot en later opgegaan in het land van de familie Bakker. De sloten zijn daar gedempt. Het stuk
land waar het huisje heeft gestaan is uiteindelijk in bezit gekomen van de familie Ros. Na de laatste erfverdeling van de nieuw te
bouwen stolp zal in het landschap niets meer herinneren aan het bestaan van de Rietgors.
Wie wel eens een rondje Waarland heeft gevaren of
geschaatst, kan zich de situatie misschien voor de
geest halen. Achter Zijdewind, ter hoogte van de
spoorbrug, heeft vroeger aan de noordwestkant
langs de ringsioot een moeras gelegen.
De geregistreerde geschiedenis hiervan brengt ons
terug naar de periode nadat Napoleon in ons land
„op visite" was. In die tijd, we praten over 1832,
wordt in zijn opdracht het Kadaster opgericht.
Het gebied wordt dan als rietgors in de boeken
vermeld, hetgeen staat voor aangeslibd land met
riet begroeid.
De Rietgors, zoals het terrein nu nog steeds wordt
genoemd, was toentertijd in eigendom van ene Jacob
Stam die boer was en in Oude Niedorp woonde. Na
diens overlijden is het eigendom overgegaan op zijn
weduwe en erfgenamen. De grootte van het perceel
bedroeg op dat moment 75 roede 70 el.
In een openbare verkoop op 20 maart 1860 is het
perceel Rietgors bij opbod verkocht aan Klaas Ursem
voor f 420,-. Nadat Klaas Ursem het vier jaar in eigen
dom had, verkocht hij de Rietgors in 1864 aan Arie
Vlaming, een landbouwer die in Obdam woonde,
tezamen met een huis, erf en enkele percelen gras- en
bouwland voor f 2.602,-. Twee jaar later, in 1866
verhuisde Arie Vlaming van Obdam naar Haringcarspel.
In 1873 heeft Vlaming op het perceel een huis ge
bouwd. De benaming van rietgors werd toen weiland,
wat duidt op een soort in-cultuur-brengen of ophoging
van het perceel. In 1875 is het perceel gesplitst in twee
delen. De Rietgors werd toen 33.50 roede groot.
Vlaming is ook maar vier jaar eigenaar geweest, omdat
op 4 maart 1877 ene Cornelis Lievendag als eigenaar
te boek stond. Deze Lievendag was eveneens landbou
wer en woonde in Oude Niedorp.
In 1884 was Lievendag gedwongen tot openbare
verkoop en werd het perceel bij opbod geveild. De
veiling vond plaats in de herberg van Pieter Wester in
Zijdewind. De hoogste bieder was notaris Philippus
Cornelis Hulst. Zijn standplaats was eerst Zuid-
Scharwoude en later Hoorn.
Zes jaar later in 1890 heeft notaris Hulst het perceel
met huis erop voor f 500,-, verkocht aan Michiel Moras
die van beroep visser was en in het huis ging wonen.
Y>
Aan de gegevens van
de vroegere grond
belasting in de zoge
naamde kadastrale
legger kan worden
afgeleid dat het een
klein huisje was. Moras
had een schuld aan de
notaris en loste jaarlijks
f 25,- af van de lening.
Vijf jaar later in 1895 is
het perceel overgegaan
naar Cornelis Hille die
gehuwd was met
Catharina Johanna
Tijburg. Hille was
timmerman en woonde in Zijdewind. Toen Hille overleed
heeft zijn vrouw nog enige tijd in het huisje gewoond.
In 1900 is het perceel vreemd genoeg weer door
Michiel Moras gekocht. Moras was nog steeds visser
van beroep maar ook wordt vermeld dat hij koopman
was. Vierentwintig jaar lang heeft het gezin Moras in
het huisje op de Rietgors gewoond. Er vond in de loop
der jaren zelfs nog een verbouwing plaats.
Michiel Moras en zijn vrouw Geertje Stroet hadden
twee dochters. De oudste heette Cornelia en trouwde
met Jan Zut, een werkman woonachtig in Zijdewind.
Aaltje de tweede dochter trouwde met Pieter Ooievaar,
ook werkman maar uit Noord-Scharwoude. Op 6 sep
tember 1918 overleed Geertje Stroet. Daardoor werden
de twee dochters samen met Michiel Moras eigenaar
van het huis en land.
Op 17 juni 1910 heeft Michiel Moras f 500,-. hypotheek
genomen op zijn huis, waarschijnlijk om de verbouwing
te betalen. Hij had dat geld geleend van ene Johann
Wilhelm Everz woonachtig in Zeist. Bij het afsluiten
van de hypotheek was bepaald dat Moras tweemaal
per jaar rente moest betalen en wel op 17 juni en
17 december van ieder jaar. Michiel Moras kwam
echter in financiële problemen en Everz kwam met
Moras overeen dat deze in het vervolg één keer per jaar
mocht betalen en wel op 17 juni.
Ook was in de akte bepaald dat zodra Moras niet meer
kon betalen, het huis en de grond onmiddellijk door
Everz ten overstaan van een notaris en volgens plaat
selijk gebruik in het openbaar mocht worden verkocht.
Uit de opbrengst van de veiling kon Everz dan de
verschuldigde hoofdsom ad f 500,-. rente en kosten
verhalen. Johann Wilhem Everz overleed echter.
In de akte van scheiding van de nalatenschap van
Everz op 27 juli 1912 was bepaald dat de schuld
vordering van Everz op Moras was toebedeeld aan
Johanna Christina Ie Rütte, weduwe van Constantijn
Leonoor van den Bergh, bij leven notaris, eerst in
Schagen, later in Den Haag en vervolgens in Haarlem.
Dus kortgezegd: Michiel Moras had nu een schuld aan
mevrouw Van den Bergh-le Rütte.