De waterhuishouding van de voormalige Moerbeeker-Polder westen van de Moerbekerweg werd de molen neerge zet en kon toen het polderwater op de koggeboezem uitmalen. Ongeveer in 1912 werd er een gebouw naast de molen geplaatst, waarin een Petter Oliemotor werd geïnstal leerd. De bemaling door deze motor was zeer teleur stellend en daarom plaatste men in 1917 een Hercules Windmotor. J. Kooij werd toen benoemd tot motordrijver. In 1922 volgde P. Kater hem op en kreeg een jaarsalaris van f 75,-. In oktober 1923 werden de oude molen met de Pettermotor en de pomp verkocht aan gebroeders De Boer te Oostzaan. In 1959 moest de Windmotor voor ongeveer f 5.000,- grondig gereviseerd worden. Men vond dat te duur en daarom schafte men een tweecilinder dieselmotor aan, die dienst heeft gedaan tot de opheffing van de zelf standige Moerbekerpolder. De vergaderingen van het polderbestuur werden een maal per jaar gehouden in het café van de familie Van der Molen. Daar werden de rekeningen nagezien en er werden andere voorkomende zaken behandeld. Na afloop van de vergadering gebruikte het polderbestuur gezamenlijk de warme maaltijd met de nodige con sumpties op rekening van de polder. De laatste ingelandenvergadering van de Moerbeeker polder was op 12 februari 1969. De Moerbeekerpolder had een oppervlakte van ongeveer 243 ha. Toen er met de Weerepolder overeenstemming over de scheiding van de geza menlijke bemaling was, kreeg de Moerbeeker polder in 1593 zijn eigen watermolen. Deze molen werd geplaatst in de uiterste noordhoek van de polder, vlakbij de Weerepolder. De uitwatering geschiedde in de Hoogsloot, toen nog een gemeenschappelijk boezemwater van de Schager- en Niedorperkogge. Nadat in 1653 tot scheiding van de gemeenschappelijke uitwatering tussen beide koggen was besloten, bleek dat het noodzakelijk was om de molen te verplaatsen. Een paar honderd meter ten I u De "Engelse" windmolen in de Moerbeek, in vroegere tijden een gezichtsbepalend element in het landschap

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2001 | | pagina 21