De keur voor den Moerbeeker-Polder van 1902
onder Nieuwe Niedorp en Oude Niedorp
De keuris een verordening met regels waar ingelanden/grondbezitters in een polder, zich aan moeten houden.
Bovengenoemde keur werd door de molenmeesters van
de Moerbekerpolder op 16 oktober 1900 voorlopig vast
gesteld. Door middel van aanplakking had men de be
langhebbenden meegedeeld dat dit ontwerp 14 dagen
ter inzage zou liggen. Omdat de Moerbekerpolder zo
wel in de gemeente Nieuwe Niedorp als in Oude
Niedorp lag, stuurde men ook een exemplaar van het
ontwerp naar beide gemeentebesturen. Het molen
bestuur van de polder stelde deze keur op 12 november
1901 vast, want er waren geen bedenkingen ingebracht.
Op 27 november 1901 ging het dagelijks bestuur van de
provincie Noord-Holland, de Gedeputeerde Staten, ak
koord.
„Nadat het besluit van H. H. Gedeputeerde Staten ge
durende 30 dagen ter visie heeft gelegen, waarvan
openbare kennisgeving heeft plaats gehad, zonder dat
beroep tegen de beslissing van H. H. Gedeputeerde
Staten is ingebracht, afgekondigd waar het behoort,
den 6den Januari 1902."
Deze keur was ondertekend door voorzitter K. de Moor
en secretaris J. Kuilman.
(H. H. Hoogedelgestrenge Heren)
Een aantal artikelen uit deze keur geeft een goed beeld
van bepaalde werkzaamheden in een polder. De belang
rijkste regels staan hieronder samengevat, waarbij we
zoveel mogelijk de oorspronkelijke tekst hebben ge
bruikt.
Art. 1.
De ingelanden van den Moerbeeker-Polder zijn verplicht
de slooten ruim en zuiver te houden van riet, kroos, flab
en ander vuil. Molenmeesters zullen hierover schouw
houden en deze schouwdagen minstens 14 dagen van
te voren door aanplakking bekend maken. Zij die op de
schouwdagen hunne slooten niet volkomen gezuiverd
hebben, verbeuren ene geldboete van ten hoogste f 3,-.
De Molenmeesters zullen dan na 8 dagen, doch binnen
15 dagen na de eerstgehouden schouw een nieuwe
schouw houden. Bij nalatigheid is eene boete van ten
hoogste f 6,- verschuldigd.
(flab: planten aan de oppervlakte van wateren)
(schouw: inspectie)
(verbeuren: verliezen)
Art. 2.
Van de schouw zijn alleen vrijgesteld de zoogenaamde
zakslooten.
(zakslooten: aan het eene einde doodloopende slooten,
gelegen tusschen perceelen van eenzelfden eigenaar)
Art. 3.
Alle slooten, bedoeld in artikel 1zullen eene wijdte
moeten hebben van minstens 2 Meter, gemeten op den
waterspiegel van het geldend zomerpeil, zijnde thans
1.40 M. -A.P., door een peilschaal bij den molen aan
gewezen of van 21/z Meter waar dit om den belangrijken
waterafvoer door Molenmeesters noodig wordt geacht,
met eene bodembreedte van minstens 1 Meter en
eene diepte beneden dat peil van minstens 6 Decime
ter. Alle slooten, niet aan die afmetingen voldoende,
zullen door de ingelanden op aanschrijving van het
Molenbestuur binnen twee maanden op de gemelde
afmetingen moeten worden gebracht, op verbeurte
eener geldboete van ten hoogste f 6,-.
Art. 4.
Alle dammen, liggende in slooten, zullen moeten zijn
voorzien van pompen, ter hoogte en breedte van min
stens 21/2 Decimeter binnenwerks. Zo niet: geldboete
van ten hoogste f 3,-.
Art. 5.
Het is verboden om in open slooten nieuwe dammen of
bruggen te leggen, schuttingen, eendenhokken of an
dere getimmerten te plaatsen zonder toestemming van
Molenmeesters op verbeurte eener boete van ten hoog
ste f 10,-.
Art. 6.
Het is verboden zonder toestemming van de Molen
meesters specie te trekken of te baggeren op
verbeurte eener geldboete van ten hoogste f 10,-.
(specie: bagger, waaronder begrepen kroos, flab, gras,
riet, biezen en andere watergewassen)
Art. 7.
Het Molenbestuur zal de slooten voor rekening des
polders doen slooten, uitspeten of uitbaggeren zoo
dikwijls dit nodig wordt geacht. De eigenaars en ge
bruikers van landerijen, grenzende aan de slooten, zijn
verplicht de uitgeworpen of uitgetrokken specie op
hunne landerijen te ontvangen, zonder hiervoor schade
vergoeding te kunnen eischen. Zo niet: f 25,- boete. De
uitgeworpen en uitgetrokken specie wordt het eigen
dom van de aangrenzenden.
Art. 10.
Het is verboden zonder vergunning enkele slooten of
gedeelten des polders af te schutten of in te polderen.
Boete: f 25,-.
(afschutten: scheiden door een dam in de sloot)