Onder verschillende meesters fel Dit is de titel van een boek dat ik eens in mijn jeugd gelezen heb. Het ging over een trekhond en zijn plichtsgetrouwe levensloop. Ik moest aan dit boek denken toen ik voor het voormalige kostershuis vlak naast de pastorie (nu Rijdersstraat honderdelf) stond. Dit huis is in het jaar 1874 gebouwd voor de som van f 1127,11. Een leuke bijkomstigheid: in het huisnummer 11 en tweemaal 11 in de eindsom van de rekening. Dus driemaal 11: aardig voor de bijgelovige mensen onder ons. Eerder stond hier ook een woning maar die is door blikseminslag op 9 augustus 1873 om middernacht verbrand. Het idee om dit artikel „Onder verschillende meesters" te noemen kwam bij me op omdat in dit huis een koster heeft gewoond die onder vier pastoors heeft gediend. Dit was Gert Veldman. Zijn naam wordt zo hier en daar wel eens zijdelings genoemd, zo ook in historische boeken. In 1882 werd deze man als koster van de Sint Martinus Parochie in 't Veld aangesteld en huwde in datzelfde jaar met Geertje Bruin. Voor de pastoor was een koster ook zijn koetsier. Bovendien was hij klokluider, doodgraver, orgeltrapper en tuinman. Verder behoorde tot zijn taak het wekelijks schoonma ken van de kerk: de paden schrobben en dweilen. Orgeltrappen was heel zwaar werk, want men moest tijdens het bespelen van het orgel ervoor zorgen dat er voldoende wind in de balg was. Het jaarsalaris was toen f 52,-. Voor het grafdelven kreeg hij f 125,- en voor het orgeltrappen f 26,-. Bovendien mocht hij vrij wonen en gebruikmaken van groenten en fruit uit de pastorie- tuin. Zijn taak was niet te benijden, vooral als je dit gaat vergelijken met de tegenwoordige arbeidstijden en voorzieningen. Het luiden van de klok was driemaal daags en om twaalf uur werd het angelus geluid. Dat was met een korte pauze driemaal drie slagen en daarna moest de koster een hele poos luiden. Thuis werd dan voor het eten het Engel des Heren gebeden. Dit was bij veel mensen de gewoonte en als ze dat langzaam baden, dan waren je piepers koud en het was een ramp als je erwten met vet kreeg te eten. Wanneer er iemand was overleden, werd net als nu stipt om drie uur geluid, maar met dit verschil dat men vroeger aan de duur van het luiden kon bepalen of het een eerste-, tweede- of derde-klas-begrafenis was. Ook de boomgaard en de moestuin gaven veel werk: snoeien, kweken en onderhouden. Deze boomgaard en tuin begonnen achter de kerkenstal tot het huis van P. Groot (nu Rijdersstraat 124). Ook rondom de kerk, op het kerkhof en niet te vergeten de tuin achter de pastorie was er veel werk te doen: grasmaaien, heggen knippen en de grindpaden schoonhouden. Men kon nog niet dromen van een elektrische heggeschaar of van een motormaaier, want zoiets bestond nog niet. De tuin achter de pastorie vergde veel zorg en werk. Vanuit de pastorie gezien was het net een plaatje, zo mooi: grindpaden slingerend door de groene grasvel den, een mooie vijver met siereenden, een kneppelbrug over de vijver, op de achtergrond een wit tuinhuisje met een rood puntdak en niet te vergeten de prachtige bomen en heesters in deze tuin. Kortgeleden werd mij door een mevrouw verteld dat ze in haar kinderjaren dacht dat de tuin achter de pastorie het paradijs was, zo mooi. Achter in de tuin stond ook nog een broeikas en daar werd toen al met een klein keteltje gestookt, want de bloemen en de planten voor de kerk werden door de koster zelf gekweekt. Als het een flink koude winter was, moest het kostertje ook 's nachts de bedstee verlaten om bevriezing van zijn flora te voorko men. Vroeg in de ochtend moest in de pastorie en in de keuken de kachel worden aangemaakt en de kolenkitten gevuld. De pastoor had ook wel eens een vergadering of ging op bezoek in een naburige parochie. Dan moest de koster zijn koetsiersplicht vervullen. Met bijzondere gelegenheden, zoals het veertigurengebed en het Christus Koningfeest, kon het wel eens heel laat worden, want een pastoor hoeft 's morgens vroeg geen koeien te melken. Dit werd de goede man een keer teveel, het schoot hem in het verkeerde keelsgat, terwijl de pastoor die avond zeer goed geluimd was na zo'n feestpartij bij een naburige pastoor. De dag daarop ging de koster samen met organist Jan Jong in sta king, nadat zij dit samen hadden overlegd. Volgens overlevering gingen ze na een reprimande van de V'- De koster met zijn jongste dochter Agie (1918)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

't Is mooi weest - 't Veld, Zijdewind | 2001 | | pagina 12