6
Het klooster
Waarom ging iemand naar het
klooster? Dat was - zo noemde
men dit-„een roeping". En wat
is een roeping?
Dan roept de Heer: „Kom tot mij
en ga in het klooster."
Intreden in een klooster is niet zomaar wat. Na je
intreding had je een halfjaar postulaat. Je liep dan in je
eigen kleding met eerr groot zwart schort voor. Na het
postulaat kreeg je het noviciaat. Na één jaar noviciaat
deed men de gelofte van armoede, zuiverheid en
gehoorzaamheid. In het tweede jaar werd de gelofte
weer hernieuwd. In het derde jaar werd je uitgerust met
een zwarte sluier en hernieuwde je de gelofte. Hierna
volgde het laatste, vierde jaar van het noviciaat. Gedu
rende deze viereneenhalf jaar kreeg je twee keer per
jaar bezoek van thuis. Gedurende deze jaren mocht je
zelf niet naar huis. Dat was voor sommige meisjes
nagenoeg niet op te brengen en velen hadden veel last
van heimwee. Dat gaf heel veel strijd en twijfels. Daar
werd dan wel over gesproken met de novicemeesteres
die meestal het antwoord gaf niet aan die onzekerheden
toe te geven, want dit is de duivel die dat in je oor
fluistert. Sommige novicen wilden wel graag terug naar
huis maar uit angst voor die duivel bleven ze toch maar
in het klooster hangen. Onvoorstelbaar, want zoiets
heeft God toch helemaal niet gewild van deze meisjes.
De regels waren streng en er heerste discipline. In de
advents- en vastentijd mocht je niet naar huis schrijven
en ook geen post van thuis ontvangen. Na deze zware
proefperiode legde je de eeuwige gelofte af. Je beloofde
geen man te bekennen, je te onderwerpen aan het
gezag van de congregatie en je bezittingen te delen met
je medezusters. Op de dag van de eeuwige professie,
kwamen alle meisjes als bruid, helemaal in 't wit ge
kleed met sluier de kloosterkerk binnen. Iedere zuster
had een bruidsmeisje, meestal een zusje van de
kloosterling. Ook de bruidsmeisjes waren geheel in 't wit
gekleed. Om haar hals droegen zij twee linten. Aan het
uiteinden van deze linten hadden de bruidsmeisjes op
hun handen de nieuwe zwarte kleren liggen. Nadat de
bruidsmeisjes zich op het altaar hadden begeven,
moesten ook de bruiden op het altaar komen. Dan ging
de witte sluier af en werd er vijf keer „dominus benedixit"
gezongen en werd er vijf keer achtereen een stuk haar
afgeknipt van de desbetreffende zuster. De afgeknipte
haarlokken werden aan de ouders gegeven. Na deze
ceremöhlê^grrigêfi aflë tirüiaen naar achter en werd het
witte gewaad gewisseld voor het zwarte habijt. Bij de
zusters Ursulinen betrof dat een vierkante kap op het
hoofd zodat de haardracht van de zuster niet te zien
was. Na hun terugkomst ging de plechtigheid weer
verder. De directeur van de congregatie, die de plechtig
heid leidde, sprak dan de woorden: „Ik verloof je als
bruid van Christus." Zij kregen de zwarte sluier op.
Daarna moesten alle geprofesten plat op het altaar
liggen en werd de litanie van alle heiligen gezongen.
Hierna, zo noemde men dat, waren de zusters dood
voor de wereld. Vanaf die dag was je afgesloten van de
wereld en werd je bruid van Christus. In Nederland
waren op vele plaatsen tal van zusterkloosters, van
verschillende orden en congregaties, vaak door bis
schoppen gesticht met het doel allerlei activiteiten voor
de kerk en de gemeenschap te verrichten. In Bergen NH
was het moederhuis van de zusters Ursulinen. Deze
zusters hadden een onderwijsfunctie. Zij bestierden
kleuter-, basis-, huishoud-, kweek- en naaischolen.
Verder waren de zusters ook nog actief in de
zwakzinnigenzorg, bejaardenzorg en verpleging. Een
deel van de zusters deed dit werk ook nog in de derde
wereld. De meisjes in het klooster die geen scholing
hadden genoten, kregen in het klooster een huishoude
lijke taak toebedeeld, zoals wassen, koken, naaien,
boodschappen doen, etc. Hiermede bespaarde het
klooster huishoudelijk personeel van buiten. In 't Veld
functioneerden ook de zusters Ursulinen. In 1932
werden er acht zusters door pastoor Van der Burg met
zijn oude T-Ford uit Bergen NH gehaald en deze zusters
gingen wonen aan de Rijdersstraat 75. Het pand was
een schildersbedrijf geweest en was ingericht tot huis
vesting van de zusters. In de ene helft van het huisje
bivakkeerden er acht zusters. Zij moesten in een piep
kleine kamer van alles doen. Dit kamertje was eetkamer
en recreatiezaal. Men handwerkte erin en de zusters van
Tweede huis links: eerste zusterklooster aan de Rijdersstraat, voorheen schildersbedrijf Piet van Trienen.