mum
Het bestuur bestaat dan uit:
P. Klaver - voorzitter (voordien voorzitter van de ijsclub),
H. Tamis - secretaris, L. Bleeker, Th. de Graaf, Piet
Wijnker, Willem Wever, Lievens (politie-agent) en W.
Kolkman.
Als blijkt dat het baggeren met de hand door de be
stuursleden niet haalbaar is, brengt burgemeester Van
Baar uitkomst. Het baggerwerk mag gebeuren in werk
verschaffing. De bagger kan worden afgevoerd naar een
te dempen sloot bij het nieuwe huis van de politie.
In 1941 worden er plannen gemaakt om het zwemter-
rein uit te breiden. Er moet een gedeelte van het zwem
water worden afgebakend voor de 'ongeoefende'
zwemmer voordat er ongelukken gebeuren. Er moeten
nog zeven badhokjes bijkomen. Maar de grote vraag is
weer: 'Hoe komen we aan geld?' Er wordt geld opgeno
men van de Boerenleenbank en vijf bestuursleden staan
persoonlijk borg. Bovendien ontvangt men jaarlijks nog
een subsidie van de IJsclub voor het onderhoud van 't
Petje.
Op 14 mei 1943 kwam het bestuur in spoed bijeen op 't
Petje om te vergaderen. Een stormwind had alle kleed
hokjes weggeslagen, 't Geheel bood een troosteloos
aanzicht en ondanks dat de bodem van de geldkist in
zicht was, werd toch aan aannemer G. Boekei de
opdracht tot wederopbouw gegeven. Burgemeester
Pluister en de gemeenteopzichter Houtkooper kwamen
de situatie ter plaatse zelf bekijken en verleenden alle
medewerking om verbeteringen aan te brengen. Omdat
de burgemeester de beschikking had over wat hout en
ander materiaal, mocht daarvan door het bestuur
gebruik worden gemaakt. Met timmerman Boekei werd
op het terrein het benodigde hout en asbestplaten
uitgemeten en opgehaald. Toen er ook nog uit de
'burgerij' een renteloos voorschot van f 350,- werd
gegeven, was het ergste financiële leed geleden.
Hoewel de financiën steeds weer een zorgenkind bleken
- op 17 april 1945 was er een tekort van f 0,59 - zette
men er toch iedere keer weer de schouders onder.
Kapelaan Geraerts kwam met het voorstei om een paar
jongens die tijdelijk in de parochie waren gehuisvest een
tijdje aan het werk te zetten om voor het nieuwe seizoen
het zwemwater op te knappen. In 1947 werden de
gezinskaarten verhoogd tot drie gulden en leden boven
de 18 jaar betalen dan één vijftig. Ook werd de voetbal
club gevraagd een wedstrijd te organiseren ten bate
voor het zwembad met medewerking van de fanfare. Dit
resulteerde erin dat op de vergadering van 14 april 1948
ruim f 5,- in kas aanwezig was. Helaas bleek dat er nog
een schuld aan P. Klaver was van f 50,- huurachterstand
van twee jaar. Besloten werd om met de bevrijdings
feesten "zoo iets maar als een verloting te houden". Of
dit ook werkelijk is gebeurd en wat de opbrengsten
waren, vermeldt de geschiedenis niet.
Om de in de loop der jaren ontstane schuld af te lossen
besloot het bestuur f 1000,- bij de Boerenleenbank te
lenen waarvoor dan het hele bestuur borg moest staan.
Na ontvangst hiervan en na aflossing van alle verplich
tingen bleek dat er nog een bedrag van f 324,45 over
was. Penningmeester Burgmeijer pleitte ervoor voorzich
tig te zijn met de uitgaven "daar we nu jaarlijks een
verplichte aflossing hebben van f 100,- plus een rente
van f 40,- en een huur van f 25,-". Daarom werd besloten
het zwembad weer op de goedkoopste manier in orde te
maken.
wordt vervolgd.
Het zwembad in de jaren zestig gezien vanaf het erf van Theo Moras.