-22- Vier Ka poenen en een zootje vis, of het Kolhorner Schippersgilde door Jan Smit Begin zeventiende eeuw besloten de Kolhorner schippers, in navolging van andere havenplaatsen rond de Zuiderzee, hun scheepvaart vanuit de thuishaven Kolhorn te beschermen tegen concurrentie van andere Zuiderzeehavens. Ook toen reeds lag de concurrentie op de loer. Er werd met gezwinde spoed een schippersgilde opgericht, waaraan Johan (Jan) van Beijeren, Heer van Schagen, in 1615 een krachtig octrooi verleende. Officieel heette de Kolhorner schipperij voortaan het Gilde van de Binnenlandse Varende Carveelen of Wijtschepen op Colhorn Wilde men toetreden tot het gilde dan moest er voldaan worden aan de volgende bepalingen: ten eerste was een schipper als nieuw gildelid verplicht de beurs te trekken. Hij moest zes gulden op tafel deponeren en was verplicht een bewijs over te leggen een goed poorter van de Steede Barsingerhorn te zijn. Aan het hoofd van het gilde werd een Deken benoemd, de grote baas met onder zich een aantal GildemeesterenZij vormden het bestuur en mochten met toestemming van Johan van Beijeren keuren en ordonnanties ten gunste en laste van de Kolhorner schippers maken. Maar voor noppes konden de kachels op het Schagerslot niet blijven branden. Aelbrecht van Beijeren (Johan was in 1618 overleden) en echtgenote Theodora van W assenaar van Duvenvoorde wilden jaarlijks wel een gedeelte van de ontvangsten uit de schippersgildekas in natura op het Schagerslot zien verschijnen. arsingerhorn met het raadhuis, getekend door ornelis ronk in I I isto risch Niedorp, informatieblad 2019 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2019 | | pagina 22