-32-
hebben omdat de bodem van de voor veel vaster is en dus meer weerstand bood.
De Fordson, die eveneens als regel met twee wielen in de voor reed, kon aan deze
proef niet worden onderworpen, omdat de machine door een vertraging in het vervoer
per spoor, pas op de tweede dag vanaf station Schagen in de Groetpolder arriveerde.
M et de gewone eenscharige ploeg werd door de Cleveland met rupsband en door de
Austin, die met de wielen in de voor liep, met gemak tot een diepte van 25 tot 30 cm
geploegd. De andere trekkers hadden hier veel meer moeite mee omdat de grond
vooral later op de dag sterk aanbalde en de wielen daardoor met een dikke band van
losse grond omhuld werden.
Op het klaverveld bleken alle trekkers, behalve de Cleveland, in staat met een
tweescharige trekkerploeg een voor van 18 cm diep te ploegen. De grond op het
klaverveld was hier natuurlijk veel vaster dan op het gestoppelde veld, vandaar het
grote verschil met het stoppelveld.
Wel werd nog extra vermeld dat door de regen en door de voetstappen van de vele
toeschouwers het hier en daar zeer glibberig was.
Niet zo goed opgewassen tegen deze glibber was de rupsband van de Cleveland. De
kammen die op de rupsband zijn aangebracht, waren slechts van geringe afmeting en
boden blijkbaar, ondanks het grote aantal kammen op de band, minder weerstand tegen
het glijden. De C leveland ging vaak met een hobbelende beweging over het veld,
waardoor het vlak van de aanraking over het algemeen vrij wat kleiner was dan de
oppervlakte van de band.
Trekkers met rupsbanden gaven
over het algemeen nogal wat
problemen, omdat de rupsband
als een ketting zonder eind om
het voor- en achterwiel loopt en
om dit mogelijk te maken de
vooras steeds evenwijdig aan de
achteras moet blijven, kan men
met een rupstrekker niet sturen
door draaiing van het voorstel.
Het sturen moet gebeuren door
het wiel dat te snel loopt te
remmen. Komt nu de ene band
op een plek die glibberig is of
door een andere oorzaak minder
De Austin tractor weerstand biedt, dan blijft deze
bij de andere achter en gaat de
trekker, als hij niet met de ploeg een geheel maakt, draaien en moet dit voorkomen
worden door de andere band te remmen.
Dit maakt het sturen vrij vermoeiend, omdat de bestuurder voortdurend op moet letten
aan welke kant hij de rem moet laten werken. Ook het trekkervermogen wordt
daardoor verminderd, want dit wordt daardoor niet gelijk aan de som van de
weerstanden van beide banden met de grond, maar gelijk aan het dubbele van de
kleinste van beide weerstanden.
I I isto risch Niedorp, informatieblad 2018 nr. 1