-13- In 1971 herleefde plotseling de belangstelling voor Arie. Dat kwam door een artikel over de schrijver Nescio in de Haagse P ost. K. Schippers en Eelke de Jong achtten het niet onwaarschijnlijk dat Nescio bij Japi in het verhaal De uitvreter heeft gedacht 'aan een zonderling, die hij op zijn zwerftochten in het Gooi had leren kennen: Arie Deze verklaring van de Bussumse ambtenaar was het laatste teken van leven over Arie. Uit gegevens bij het Nationaal Archief in Den Haag blijkt dat Arie Rezelman in 1940, bij het begin van de Tweede Werel doorlog, nog steeds geregistreerd stond als patiënt in Geel. Hij was toen 65 jaar. Hoe het Arie verder is vergaan, wanneer, waar en hoe hij is overleden, is onbekend. Navraag in België leverde onlangs het volgende antwoord van archivaris Bert Boeckx op: Ik begrijp uw vraag, maar omwille van de privacywetgeving en het medisch beroepsgeheim mag het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel geen info over (ex)patiënten verstrekken. Zonderling Rezelman uit Bussum. Rezelman was een boom van een kerel, die met een reusachtige bijl wortels van stammen kloofde en met brandhout langs de deur ging. Desgewenst leverde hij je ook een kar dennenlucht. Het was een man die van de wind leek te leven. Als je ziek was, kwam hij met een teil aandragen, waarin hij een Ferdinand opriep en die om bijstand vroeg. Jacques Gans, columnist van De T elegraaf, schreef als reactie hierop dat hij Arie Rezelman herhaaldelijk heeft gezien. Een eenzelvige, duistere figuur, lang van stuk en fors van gestalte. Met een stoffen groene hoed diep in de ogen, een volle roodachtige baard. Ik was destijds 13 of 14 jaar en ik schrok niet zuinig als ik die enigszins raadselachtige man met grote stappen in een donker, slecht verlicht laantje voorbij moest, want er ging een ondefinieerbare beklemming van hem uit. Het gerucht ging over Rezelman, dat hij in de bossen leefde. In werkelijkheid was hij ondanks zijn angstaanjagende uiterlijk een goedmoedige excentriek die inderdaad bij zieken de ramen openschoof en van zijn lege kar met een schep dennelucht naar binnen wierp, om vervolgens bij de voordeur enige kwartjes te incasseren. O ok ging het verhaal, dat hij na de debacle van Van Eedens kolonie Walden nu als geheel losgeslagen zonderling in het Gooi was overgebleven. Nescio, die eigenlijk J.H.F. Grönloh heette, was betrokken bij de stichting van de kolonie Tames in 1901 in Huizen. Toen deze binnen twee jaar ter ziele ging, werd hij administrateur van De P ionier, het orgaan van Walden en andere kolonies. Het is mogelijk dat Nescio in dit verband Ar ie R ezelman heeft ontmoet, maar kenners van Nescio betwijfelen dat hij Arie voor ogen heeft gehad toen hij De uitvreter schreef. Arie was geen uitvreter. woutsmit4 4 @gmail.com Bronnen: historische kranten en tijdschriften (www.delpher.nl); Regi onaal Archief Alk maar, Gemeentearchief Gooise Meren en Huizen; Nationaal Archief; Dagboek Frederik van Eeden; W alden in droom en daad. istorisch Niedorp, informatie blad 2018 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2018 | | pagina 13