Het gaat erom of dit standpunt op den duur wel te handhaven is. Zoals inmiddels wel
duidelijk zal zijn, verklaar ik zelf Harecherenord als Hargeroord. Crepelfliet als
kronkelend duinbeekje uit de omgeving van Hargen en als natuurlijke voorganger van
de Hargervaart. En Warachnes als het huidige Wargenes. En verder Overewinkel als
de voorloper van het huidige Winkel en Brunwere als de Lutjewinkeler Weere.
Geddenmore strekte zich mijns inziens voor 1200 dus nog over een betrekkelijk groot
gebied uit. Maar vergeleken met de oorspronkelijke dikke veenlaag over Noord-
Holland stelde het toch al weinig meer voor.
We keren terug naar de beschreven bron van deze namen. Deze komen voor als
aantekening uit een inkomstenlijst in de Liber sancti Adalberti, het Boek over het
leven van de heilige Adelbertus dat stamt uit de 10e eeuw. Deze levensbeschrijving,
dan wel Vita, zou mogelijk geschreven zijn door een zekere Ruepert. Maar ook wordt
verondersteld dat het door monniken werd samengesteld in opdracht van de
aartsbisschop Egbert van Trier, een zoon van de Hollandse graaf Dirk II. Deze graaf
regeerde van 965 tot 988. Nu is het oorspronkelijk werk allang verloren gegaan, maar
na de tiende eeuw herhaaldelijk gekopieerd en ook weer opnieuw verloren gegaan.
Daardoor is het moeilijk te bewijzen, dat genoemde aantekening oorspronkelijk al deel
heeft uitgemaakt van het originele boek van Adelbertus, ook genoemd de Vita I.
Dirk II was de vader van graaf Arnulf of Arnout, die volgens de laat-middeleeuwse
dichter Melis Stoke in 993 op Winkelmeet, ofwel Winkelmade, door de West-Friezen
werd vermoord. Dit is zeer waarschijnlijk elders gebeurd. Maar Melis haalde de
Friezen nu eenmaal bijzonder graag over de hekel, ten faveure van de graaf van
Holland, zijn heer en meester.
Graaf Dirk II had het toenmalige nog omvangrijke West-Friesland in 985 ontvangen
van keizer Otto II. Daarom werd Dirk een Friese graaf genoemd. Deze graaf Dirk II
werd bekend als de schenker van diverse landerijen aan de abdij van Egmond die voor
een groot deel ook niet al te ver van Egmond af lagen.
Het lijkt me niet zo gek om er een aantal te noemen, juist omdat ze nog min of meer
redelijk zijn thuisgebracht, hetgeen bij voornoemde namen uit de gekopieerde Vita I
juist nogal discutabel blijkt te zijn. Dat verschil is in zekere zin interessant, maar
waarschijnlijk niet voor al onze lezers. Daarom deze landerijen toch maar tussen twee
dikke haakjes gezet, met slechts wat nadruk op de hoeven in Hargen en Schagen.
Om te beginnen ging het om oude erfpachtlanden. Die werden aangeduid met 'die hure
in Egmonde', 'die hure in Rinninghem', dat ten zuiden van Egmond aan de Hoef te
vinden was, en 'die hure in Suutlande'. Maar deze landerijen worden in het boek van
Adelbertus eenvoudig samengevat als het land tussen Wimmenum en Arem.
Wimmenum werd in atlassen uit de 19e eeuw nog neergezet als belangrijke
topografische plaats ten noorden van Egmond aan de Hoef. Dat Arem zou volgens De
Cock als Zuid-Arem moeten worden gedacht, omdat Noord-Arem de voorganger van
Egmond zou zijn geweest. Er was een behoorlijk groot complex aan landerijen
ontstaan dat tot in de 15e eeuw bij de abdij hoorde.
Hier kwamen allerlei 'hoeven' bij. Om te beginnen 4l/i hoeve tussen villa Elebentere
hemerke en Sutherhemisuut. (Voor ons al lastig uit te spreken.) Dat laatste zou de
Zuid-Aremerswet zijn geweest, een grenswater heel dicht bij de abdij. In Walleshem,
het woud bij Wimmenum 3 hoeven, in Oesdom IVi hoeve, in Smithan bij Limmen
Historisch Niedorp, informatieblad 2016 nr. 2