-32-
van Bouwens in Nieuwe Niedorp zelf, is het heel goed denkbaar dat onder de
bekeerlingen inwoners van dit dorp zijn geweest.
In dit stadium duikt een nieuw verschijnsel voor het eerst op: het gereformeerde
protestantisme... Op de vraag naar de haard van deze ketterij kan worden gewezen op
de grote invloed vanuit Emden (een Oostfriese plaats in Duitsland aan de Eems,
vlakbij de provincie Groningen). Emden wordt eerder genoemd dan Geneve. Het begin
van deze onrechtzinnige stroming is moeilijk te dateren, maar al omstreeks 1558
vroegen de gemeenten te Amsterdam en Holland om een predikant uit Emden. Met de
komst van Cornells Cooltuyn, afvallig priester uit Alkmaar in de zomer van hetzelfde
jaar, werd een verbinding geschapen tussen de Oostfriese stad en Noord-Holland. In
datzelfde jaar werden brieven geschreven naar Alkmaar over het levensonderhoud van
Nicolaas Carineus, rondtrekkend predikant van de gereformeerde gemeenten in
Holland. In augustus 1559 schreef Cooltuyn zelf aan zijn vroegere vriend en
geloofsgenoot Jan Arendsz Mandemaker te Alkmaar. Niets is bekend over enige
invloed van de gereformeerden in Nieuwe Niedorp, maar wij mogen redelijkerwijs
aannemen dat deze vooralsnog gering was in vergelijking met die der doopsgezinden.
De verhoudingen veranderen echter op dramatische wijze met de komst van het
zogenaamde 'wonderjaar" 1566. Hoewel de gebeurtenissen in het Noorderkwartier
opvallend minder gewelddadig waren dan elders in Holland, is er niettemin sprake van
ingrijpende veranderingen. In de eerste plaats viel de pastoor van Nieuwe Niedorp,
Pieter Dirksz van Schoorl van het oude geloof af, een stap waarbij de altarist (priester)
Cornelis Jansz hem vergezelde. Wij weten over Pieter Dirksz weinig, maar uit de
schepenrol begrijpen wij, dat hij net als vele geestelijken een concubine
(levensgezellin) had, die in die tijd officieus als zijn vrouw werd aanvaard. Toen hij
met zijn vrouw in 1567 vluchtte, lieten zij hun dochter achter om een oogje op hun
eigendommen te houden. De inventaris van zijn huis biedt ons slechts weinig inzicht in
zijn achtergrond, maar het is misschien veelbetekenend dat hij een nederlantsche
chaerte (kaart van Nederland) en een luyt' bezat, wat men als een bewijs van een goede
ontwikkeling zou kunnen zien. Een zeer verwant beeld kan men schetsen van de
vicaris Cornelis Jansz. Evenals zijn meerdere was hij lgetrouwd? en onder zijn
bezittingen waren elf 'latijnsche boeken, soo cleijn ende groot' en tevens een
instrument daermee men boucken bynt Deze twee geestelijken herinneren ons eraan
de vorming van de dorpspriesters niet te onderschatten. Johannes Saskirides, die later
hoogleraar in het Hebreeuws te Kopenhagen werd, was voor zijn geloofsovergang
pastoor te Haringkarspel geweest en de afvallige priester van Sint Maarten bij de Zijpe
was thuis in het Hebreeuws (de Joodse taal), boven de middelmaat in het Grieks en
sprak zuiver Latijn, terwijl hij bovendien goed belezen was in de evangelien van de
kerkvaders. Hoewel dergelijke geestelijken ongetwijfeld een minderheid zijn geweest,
zou het niet moeilijk zijn hier de namen van verscheidene dorpspriesters aan toe te
voegen, die de universiteit van Leuven hebben bezocht.
De invloed van Pieter Dirksz is moeilijk na te gaan, maar uit het feit dat hij in 1572 als
geretormeerd predikant naar zijn dorp terugkeerde, mogen wij opmaken dat hij er
hoog stond aangeschreven. Wij mogen dit te eerder doen, omdat het niet de gewoonte
was van de gereformeerde kerk om een oud-priester in dezelfde dorpen te benoemen
als waar zij vroeger als rooms-katholieken werkzaam waren geweest.
Historisch Niedorp, informatieblad 2016 nr. 2