lets over onze doopsgezinden, hun kerk en onze schout Adriaen van Dorp -27- 8. HNA, Grafelijkheidsrekenkamer/Rekeningen, arch.nr. 3.01.27.04, inv.nr. 794. 9. Mieris, F. van (1753-1756). Groot charterboek der Graaven van Holland van Zeeland en Heeren van Vriesland, Leiden, dl. IV, p. 295/296; HNA, Graven van Holland, arch.nr. 3.01.01, inv.nr. 237, Register Privilegia I. 10. HNA, Graven van Holland, arch.nr. 3.01.01, inv.nr. 1592, 1593. 1 l.Boer, D.E.H. (1983). De rekeningen van de grafelijkheid van Holland uit de Beierse periode. Rijks Gesch. Publ., Grote serie 182. (HNA, Graven van Holland, arch.nr. 3.01.01, inv.nr. 4.2.4.1571). 12. Noordeloos, P. (1960). 13. Van Mieris, dl. 1, p. 474/477. 14. Het Utrechts Archief (HUA), kapittel van Sint-Jan, arch.nr. 222.3.1.4, inv.nr. 169-1, fol. 60/61. 15. Komen, H.(2016). Ontstaan en ontwikkeling van het meer de Waard. Gepubl. In De Overhaal, Historisch magazine Heerhugowaard. 16. Caerte van de Groote Zuyderwaert van Baert Cleasz, 1626. In West-Friesland in oude kaarten, M. Hameleers, 1987, p. 126/127. 17. Kruisheer, J.G. (1986). Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, dl. II, Den Haag, p. 536, no. 866. 18. De Cock (1965), p. 20. 19. Heeroma, K. (1941). Etymologische aantekeningen, Ts. Leiden 61, p. 86; Oprel, A. (1937), Over Deek en Veek, Ts. Leiden 61, p. 212. door Jan Keuken Soms wordt je onverwacht iets historisch in de schoot geworpen dat een nieuw licht werpt op de inhoud van enkele vroegere artikelen. Het gaat over diverse onderwerpen, maar de hoofdzaak wordt gevormd door de doopsgezinden van Nieuwe Niedorp. Het werd mij ter hand gesteld door Piet Jellema, die het weer ontvangen had van Sijtje Verdonk-Kooij. Ik zal het vrijwel letterlijk weergeven, af en toe aangevuld met wat kanttekeningen tussen haakjes. De titel luidt 'Sinds wanneer zijn er doopsgezinden in Nieuwe Niedorp?' en vervolgt dan met de volgende zinsneden: Het karakter van de mensen in onze waterige streken kende al in Germaanse tijden geen ruimte voor geloven op gezag van anderen (dat mag mijns inziens betwijfeld worden). Wei zijn er tijden van geloofsonderdrukking geweest als angst voor de hel, sociale uitsluiting of het geweld van de gezagsdragers de mens tot een uiterlijk geloof dwong. Rond 1530 drong het gerucht in deze streken door, dat de tijd gekomen was om in vrijheid rechtstreeks voor god te leven. Moedige mensen trokken zich niets meer aan van de dreigementen van de pastoor en de regering. Zij (her)doopten elkaar, zij biechtten niet meer en zij braken zelf het brood en deelden zelf de wijn. Dit was moedig, want zij werden niet meer vanuit de kerk op het kerkhof begraven, hun huwelijken werden niet meer erkend en hun kinderen waren niet officieel ingeschreven. Historisch Niedorp, informatieblad 2016 nr. 2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2016 | | pagina 27