-26-
Samenvatting
In de periode 900 tot 1100 vond de veenontginning van het Geestmerambacht plaats
vanuit de duinen in oostelijke richting. Dat gebeurde in zes fasen. In elke fase trok
men verder het veen in om dat te ontginnen. Waar nu Langedijk ligt, groef men van
noord naar zuid een sloot, een ontginningsas, waaraan men ging wonen. Vervolgens
ging men richting het huidige Veenhuizen tot men op de verkaveling van Niedorp en
Hoogwoud stuitte. Halverwege Langedijk en de oostgrens van Veenhuizen heeft
waarschijnlijk eveneens een ontginningsas met bewoning gelegen. Deze lag op een in
het landschap hoger gelegen landrug. Ook Terdiek en Oude Nierdorp liggen op zo'n
landrug, een onderdeel van een heel stelsel van hogere gebieden in West-Friesland die
we de Westfriese inversierug noemen. De meeste oude plaatsen in West-Friesland zijn
hierop gebouwd. In Niedorp strekte die landrug zich uit van Terdiek via Oude Niedorp
in westelijke richting naar Langedijk, met halverwege een aftakking in zuidelijke
richting. Het meer de Waard was in het zuiden ontstaan en breidde zich door
zuidwestelijke stormen in noordoostelijke richting uit. De landrug van Oude Niedorp
richting Langedijk werd door stormen doorbroken. Hierdoor ontstond het Amerswiel.
Op de resten groeiden bossen zoals het Grote en Kleine Geldebos. De landrug in
zuidelijke richting werd waarschijnlijk bewoond. Deze komen we in de grafelijke
rekeningen tegen onder de naam Op der Deke, welke naam later veranderde in Deek of
Diek. Mogelijk heeft hier een kerkje gestaan. Oostelijk daarvan strekte zich het gebied
van Veenhuizen uit. Door zuidwesterstormen werd het veen zowel ten westen als ten
oosten van Deek weggeslagen. De hoge landrug van Deek kwam daardoor gei'soleerd
te liggen. Langedijk kon men vanaf dat moment alleen over het water bereiken en de
akkers van Veenhuizen werden van Deek gescheiden door het Verdronken land van
Veenhuizen, of de Veenhuizerwaard. Wanneer dit plaats vond, is moeilijk te zeggen.
We veronderstellen dat het overstromen van het gebied tussen Langedijk en
Veenhuizen toch wel voor 1300 moet zijn begonnen. Het land van Deek brokkelde
door oeverafslag steeds verder af tot het omstreeks 1420 grotendeels in de golven
verdween. Er bleef slechts een op rij liggende groep eilandjes over die we op kaarten
uit de 16' eeuw kennen onder namen als Nessewerf, Sappewerf en Paardebos, de
zogenoemde werflanden. Vanaf ongeveer 1420 verdween Deek bij Veenhuizen. De
naam ging over via naamsverbastering zoals Dyedieck en Ter Dyck op die van een
plaats tussen Nieuwe en Oude Niedorp, het huidige Terdiek. De hoge landrug van
Deek en Terdiek waren indertijd met elkaar verbonden. Terdiek lag in noordoostelijke
richting in het verlengde van Deek hetgeen de naamsverplaatsing verklaart.
Wieringerwerf, 2016
Bronnen
1. Geus, J.P. (1994). Tiendhejfing. In West-Friesland Oud en Nieuw, nr. 61, p. 45-58.
2. Noordeloos, P. (1960). Waar ligt de plaats, welke in de rekeningen van de grafelijkheid van
Holland Deek of Diek wordt genoemd? Uit Med. V.d. Ver. voor Naamkunde, dl. 36, p.75.
3. Keuken, J. (1991). Terdiek, de geschiedenis van een merkwaardige naam. In het
Informatieblad van de St. Historisch Niedorp, dec. 1991, nr. 17, p. 21-25.
4. Het Nationaal Archief (HNA), Graven van Holland, arch.nr. 3.01.01, inv.nr. 4.2.4.1535.
5. Ibidem, inv.nr. 4.2.4.1585.
6. Ibidem, inv.nr. 4.2.4.1595.
7. Noordeloos (1960), p. 61/62.
Historisch Niedorp, informatieblad 2016 nr. 2