-24-
van de 16e eeuw. Daarop is de laatste fase van het meer de Waard te zien voordat het
in 1631 werd ingepolderd tot Heerhugowaard. In deze laatste fase is het
wateroppervlak het grootst. In elke oudere situatie moet er meer land zijn geweest,
immers oeverafslag was een proces dat vanaf de aanvang continu doorging tot 1631.
Het meer nam in omvang toe vanuit het zuiden in noordoostelijke richting, vooral door
toedoen van de overheersende zuidwestelijke wind. De Waard was op zijn grootst in
het zuiden. Tussen Langedijk en Veenhuizen lag het meeste land.18 Aanvankelijk
behoorde het noordelijk deel van de Waard samen met Veenhuizen tot dezelfde
veenontginning als die van Langedijk. Ergens tussen Langedijk en de Korte Langereis
moet een noord-zuid gerichte veenontginningsas hebben gelegen waaraan nieuwe
boerderijen gesticht werden die het achterland (het huidige Veenhuizen) ontgonnen en
bebouwden. Deze oorspronkelijke situatie is door de uitbreiding van het meer de
Waard sterk verstoord. Op de kaart van Baert Claesz. uit 1626 is te zien dat het
noorden van de Waard werd afgesloten door het land van Waarland.16 Ten zuiden
daarvan lagen grote stukken land die tot Langedijk behoorden, zoals Bergeswerck, de
latere Noord-Scharwouderpolder, een landtong die ver in oostelijke richting de Waard
instak. Bergeswerck wordt al in 1250 genoemd en grensde nog aan Waarland, een
veengebied met de naam Geddenmore, waar nog turf werd gestoken en zout
gewonnen. Het Amerswiel bestond nog niet. Het oostelijk deel van Bergeswerck
heette het Kleine Geldebos en er tegenover op de landtong van oude Niedorp het Grote
Geldebos. Van deze namen, het Grote en Kleine Geldebos, gaat een sterke suggestie
uit dat deze bossen eens met elkaar verbonden zijn geweest. De geomorfologische
kaarten (blad 14 en 19) laten zien dat beide bossen op een hoge rug lagen, een uitloper
in de Waard, dezelfde als die waarop Oude Niedorp en Terdiek liggen. We noemen
deze de Westfriese inversierug.18 Ook de landtong van de eilandenreeks de werflanden
ten westen van Veenhuizen en die verbonden was via het Grote Geldebos met die van
Bergeswerck, kan niet anders worden verklaard dan als een verhoging in het
landschap, mogelijk ook een uitloper van die inversierug. Beide ruggen hebben het
noorden van het meer de Waard lange tijd beschermd tegen oeverafslag, of deze in
ieder geval vertraagd, waardoor in het noorden van de Waard veel meer land bewaard
bleef. Op een bepaald moment is de landrug van het Geldebos doorgebroken en is ten
noorden ervan het Amerswiel ontstaan. De naam wiel of waal duidt op een
dijkdoorbraak.
Deek op de Veenhuizer werflanden
Op de kaart van Baert Claes zien we vanaf het Grote Geldebos van noord naar zuid
evenwijdig aan Veenhuizen een rij eilanden met namen als Nessewerf, Paardebos en
Sappewerf. Deze werflanden moeten eens een aaneengesloten landstrook gevormd
hebben en door een overstroming oostelijk van deze werflanden van Veenhuizen zijn
losgeraakt. Door deze overstroming, waardoor de Veenhuizerwaard ontstond, verloor
Veenhuizen bijna de helft van zijn grondgebied. Wij menen dat er geografisch geen
andere plaats mogelijk is voor het Deek van voor 1420 dan deze werflanden, die
aanvankelijk een groot gebied omvatten, maar door oeverafslag steeds kleiner werden
en uiteindelijk grotendeels in de golven verdwenen en daarmee ook de betaling van de
tienden. De resten in de vorm van eilandjes bleven tot 1631, het jaar van de
inpoldering, zichtbaar. De naam Deek betekent aangespoelde ruigte, of in het riet
Historisch Niedorp, informatieblad 2016 nr. 2