per dag. Ik was daar wel tevreden, maar ik ben daar de meeste tijd behept geweest met
'derdedaagse koortsenBij bakker Rentenaar bleef ik ook een jaar. Voor mij in de
plaats kwam Pieter Krook, die een paar zondagen voor hij in dienst zou treden te gast
kwam in Haringhuizen en 's middags samen met mij naar de kerk ging, maar die
sinjeur had zeker last van zwaar bloed, want hij heeft de hele dienst in de kerk
geslapen en hij sliep nog toen de gemeente de kerk verliet. En ik ging ook weg zonder
hem te storen en kwam alleen thuis bij bakker Rentenaar, waarop mijn patroon vroeg
waar de nieuwe knecht gebleven was. Ik antwoordde: die zit nog in de kerk verdiept in
de bijbel denk ik. De diakenen hebben hem later opmerkzaam gemaakt dat de dienst
afgelopen was en zo kwam die snuiter vloekende als een ketter bij bakker Rentenaar
thuis. Op 1 mei 1843 ging ik weer terug naar mijn eerste werkgever in Barsingerhorn.
Bij deze bakker Groen ben ik ook weer een jaar gebleven en van daar verhuisde ik
naar de bakkerij van T. Kars aan de Kreil. In 1843 werd de polder Waard en Groet
ingedijkt en moest ik dagelijks met brood naar de Nieuwe Sluis voor de polderjongens.
Op zekere dag moest ik naar de buitenkant van het schor, waar 'de Paleizenvan de
polderjongens stonden en ik liep toen dwarsaf van de Oostdijk tot aan de buitendijk
over de nieuwe droogliggende gronden met een mand met tarwebroden op mijn rug.
Het ging een heel eind goed maar toen ik zowat 200 ellen voort gewalst was, zakte ik
de slappe grond in, zo diep dat de mand op mijn rug geheel vlak op de grond stond.
Daar zat ik onbeweeglijk in het slik en ik moest geduldig afwachten tot er enkele
polderjongens met trappelborden aan hun voeten op dat vreemde figuur afkwamen. Zij
hebben me toen uit de blubber verlost. Met bakker Kars kreeg ik een verschil van
mening en ik ging tussentijds uit mijn dienst. Niet lang daarna ging Kars failliet. Van
Kars ging ik naar Allert Koorn die de bakkerij van Groen in Barsingerhorn had
overgenomen. Deze patroon kwam van Wieringen en zijn vader Jan Koorn was bakker
te Wieringen. Nu ik dit verhaal schrijf is Jan Koorn nog steeds bakker, maar door zijn
leeftijd kan hij niet goed meer zien of de bollen zwart of nog wit zijn als z.e uit de oven
komen, maar wij kunnen dit billijken aangezien hij op vier jaartjes na de ouderdom
van een hele eeuw heeft bereikt. Allert Koorn had in die tijd weinig werk voor mij en in
1846 werd het Nieuwland bij Wieringen ingedijkt, zodoende had zijn vader veel te
bakken en met goedvinden van zoon Allert ging ik een week of drie naar Wieringen.
Het beviel me daar zo goed dat ik na drie weken besloot om me daar voor een jaar te
verhuren. De eerste mei 1847 'preekte ik mijn afscheid op het eiland Wieringen want
ik had een beroep ontvangen van bakker L. Bruin te Kolhorn
Voor het eerst naar de bakkerij in Winkel
Na een jaar, in 1848, vertrok ik uit Kolhorn naar Winkel en trad daar in dienst bij Jan
Zweed, waar ik maar liefst twee jaar ben gebleven. In die twee jaar dat ik in Winkel
verbleef vond ik daar een oprechte vriend Jan Slooves Kzn. Slechts enkele jaren heeft
onze vriendschap geduurd daar de dood een einde aan zijn leven maakte. Inmiddels
had ik ook kennis gemaakt met zijn zuster Maartje Slooves, die later mijn vrouw is
geworden. Op 1 mei 1850 vertrok ik weer uit Winkel om opnieuw bij L. Bruin in
Kolhorn in dienst te treden, waar ik nog vijf jaar heb gewerkt. In het voorjaar van
1855 hebben ik en mijn vriend Jan Slooves de bakkerij van Jan Zweed in Winkel
gekocht voor f 6.000,-. En op 29 april 1855 trad ik in het huwelijk met Jan Slooves'
zus Maartje. De bruiloft duurde tot maandagavond 24.00 uur. Het scheen de gasten
Historisch Niedorp, informatieblad 2016 nr. 1