Honderd jaar zuivelfabriek Lutjewinkel -44- Hoe handmatig werk veranderde in een procesindustrie door Maarten Mooij 'Zoo begon het...' Met deze kop begint in 1941 de schrijver Jan Mens het jubileumgedenkboek '25-jarig bestaan der Cooperatieve Zuivelfabriek West Friesland te Lutjewinkel', gevolgd door de filosofische tekst: 'Het levenslot is grillig; het is een bont mozaiek welks patroon veelal te onderscheiden valt. We weten niet de bedoeling noch de oorzaak.Wanneer zal het weefsel gereed zijn?' Ondanks dit ietwat wollig taalgebruik wil ik 75 jaar later in overdrachtelijke zin de draad weer oppakken, door er een vraag van te maken: 'Hoe begon het...?' Wanneer werd boter en kaas handelswaar in het Noorderkwartier van Noord-Holland? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. Met de volgende drie citaten is het duidelijk dat het boter- en kaasmaken op de boerderij en het verhandelen op de markt, eeuwen geleden is begonnen: 'Voor het overlijden van hertog Karel de Stoute in 1477, leefde de melkveehouderij van op de boerderij gemaakte boter en kaas. Ten tijde van hertog Karel voeren wel twaalf rijnschepen vanuit Kolhorn naar de markt van Deventer. Op de terugweg namen zij zout, turf en rogge mee als retourvracht.' 'In 1577 wilde de vroedschap van Hoorn het vervoer over water van kaas en boter, gemaakt in de Schager- en Niedorperkogge, naar de Hoornse markt verbeteren door een overtoom bij Avenhorn aan te leggen. Gewapende stadswachten uit Alkmaar trokken naar de bouwplaats en staken de materialen in de brand.' 2) De 'Camera Obscura' over de Alkmaarse kaasmarkt van 1841: 'Op vrijdagmorgen komen boeren uit zeventig dorpen zich leegschudden in het mooie provinciestadje Alkmaar. Schitterend geschilderde wagens, soms voorzien van gedichten, staan rijen dik geparkeerd in de straten die met poorten zijn verbonden. Ze gingen naar de barbier, dampten sigaren in de cafes. Regelden hun zaken bij de notaris. De boerinnen in lange reeksen bijeen op de stoepen der goudsmeden of koekwinkels. Ze hielden van de zoetigheid en van de pronk.' 3) Een economie die kenmerken van 'zoetigheid en pronk' vertoont, krijgt te maken met de 'wet van de remmende voorsprong'. Denemarken, Zweden en Sleeswijk Holstein maakten gebruik van de 'wet van de stimulerende achterstand'. Nederland verloor zijn leidende positie op de exportmarkt. Ook deden de boterhandelaren 'een duit in het zakje' door te knoeien met de boter om hun winstmarges te verhogen. De drie noordelijke landen waren erachter gekomen dat boter- en kaasmaken gezien moest worden als wetenschap. Melk verwerken tot producten van een constante kwaliteit is gebonden aan de juiste hoeveelheid met de juiste bereidingstemperaturen en de procesvoortgang is gebonden aan een bepaalde tijd. Anders gezegd, toeval en geluk dienen plaats te maken voor meten is weten. Enkele pragmatisch ingestelde boeren in Noord-Holland, Wouter Sluis (1827-1891), Jacobus Bouman (1799-1877) en Pieter Historisch Niedorp, informatieblad 2016 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2016 | | pagina 44