Niedorp een eigen verhaal werd verkondigd. Een verhaal dat waarschijnlijk wel een
kern van waarheid moet hebben gehad. Na anderhalve eeuw, met in die tijd zeer
beperkte schriftelijke weergaven en de nodige orale invloeden, kunnen we de
beschrijving van Dirk Burger van Schoorel moeilijk helemaal serieus nemen. Wie de
Chronyk van de stad Medenblik doorleest, komt bij herhaling fantastische verhalen
tegen. Vooral aan de 'zeer rijke havenstad' Vroone worden nogal wat fantasievolle
bladzijden gewijd. Maar dat geldt ook, zij het minder uitgebreid, voor Radboud. Deze
was de veronderstelde bewoner van een kasteel dat al eeuwen gestaan had op de plaats
waar Floris uiteindelijk zijn dwangburcht zou vestigen. Deze mythe heeft geleid tot de
huidige naam Kasteel Radboud. Deze Radboud leefde in de achtste eeuw en toen was
er van Medemblik en een kasteel ter plaatse nog helemaal geen sprake. In een ander
werkje van Dirk Burger van Schoorel, de Schooreler Kronyk, opgenomen in de
Nieuwe Alkmaarder Almanach van 1763, beweert Dirk Burger dat Radboud het dorp
Schoorl opnieuw zou hebben herbouwd, nadat de oude woonplaats, genoemd 'Rel\
door ouderdom vervallen was geraakt. En dat in het jaar 750. Allerlei dorpen krijgen
buitengewoon vroege stichtingsjaren, zoals Winkel in het jaar 302. Huisduinen en
Warmenhuizen in 743. De Zijpe zou als gebied 1200 jaar onder water hebben gelegen,
nadat het in 333 was overstroomd. Over het jaar 1303, met de precieze datum 19
maart, weet hij te vertellen dat Vroone, de hoofdstad der Vriezen verraden werd
door de burgemeester Febus om een Laers vol Goud die aan soldaten als buit werd
gegeven. De stad zou vervolgens worden afgebrand. En alsof dat aan fantasieverhalen
nog niet genoeg is, werd er in 1403 bij Edam een echte meermin gevangen, die in
Haarlem heeft geleerd te spinnen en brood te eten. Dat waren nog eens tijden!
Deze uitgebreide aanhaling uit genoemde kroniek verraadt de geringe betrouwbaarheid
van Dirk Burger als geschiedschrijver, hoewel er allerlei feiten worden gereleveerd die
volkomen waar zijn. Alleen zeer geduldige selectieve slimmeriken kunnen daar wat
mee. De getuigenis van een achterkleinzoon van Adriaen van Dorp lijkt tamelijk
betrouwbaarder. Maar die ontmoeting op het ijs tussen Adriaen en de mannen van
Wigbold Ripperda moet door iemand zijn verzonnen. Wellicht ingegeven door het feit
van de strenge winter.
Adriaen als schout in functie
Alleen als een vooraanstaand iemand genoeg geld kon bieden, was het mogelijk dat hij
tot schout werd benoemd. In 1564 werd Adriaen voor slechts twee jaar 'pachter' van
het schout- en bodeambt. In 1566 werd hem voor drie jaren een verlenging gegund. De
pachtsom per jaar voor het schoutambt was 70 pond Vlaams dat gelijk staat aan zo'n
420 gulden. Voor het bodeambt 5 pond Vlaams, zo'n 30 gulden. De diverse boeten die
een schout uitvaardigde, moesten deze bedragen verre overstijgen. Dat was altijd de
bedoeling. Of hij zijn functies echt goed behartigde, is de vraag. Op 17 februari 1568,
midden in zijn verlenging, werd hij uit het schoutambt gezet wegens 'onbequaemheid'.
Heel misschien speelde drankmisbruik daarbij een grote rol. In het verhaal over de
klap op zijn hoofd wordt gememoreerd hoe hij in het cafe ging drinken en klinken. Dat
zegt mogelijk iets. Maar Adriaen werd na vier jaar opnieuw benoemd, op 14 juli 1572,
weinig dagen nadat de opstand in Haarlem was uitgebroken. Hij was in die tussentijd
Historisch Niedorp, informatieblad 2015 nr. 2