-45-
te liggen: het kanaal Stolpen-Schagen-Kolhorn en het kanaal Alkmaar-
Heerhugowaard-Kolhorn. Door de aanleg van het kanaal Stolpen-Kolhorn verdween
de molengang van de Schagerkogge ten westen van Kolhorn. In die voormalige
molenkolk werd een schutsluis gebouwd. De Westfriesedijk werd daar omgelegd. Dit
was eveneens nodig voor de aanleg van een weg langs het nieuwe kanaal. De
schutsluis was nodig omdat het kanaal Stolpen-Kolhorn onderdeel is van de
Schermerboezem en het water dus op hetzelfde niveau ligt als het Noordhollands
Kanaal.
Het kanaal Alkmaar-Kolhorn
De andere doorgraving door de Westfriesedijk werd gerealiseerd ten zuiden van
Kolhorn. Het kanaal Alkmaar (Omval)-Kolhorn kwam uit bij de Molenkade bij
Lutjewinkel, volgde dan deels de Kromme Gouw om vervolgens dwars door de
Braakpolder de Westfriesedijk te passeren. De Westfriesedijk werd daar verlegd voor
de aanleg van de Braaksluis. Vervolgens ging het kanaal door de Groetpolder, via de
daar liggende oude wadgeul, richting het Kolhornerdiep. Hierdoor snijdt dit kanaal het
meest noordwestelijk deel van de Groetpolder af. Dit deel wordt nu De Strook
genoemd.
Door de aanleg van het kanaal Alkmaar-Kolhorn was de bemaling bij de Boerensluis
bij Lutjewinkel overbodig geworden. Het Boerensluiskanaal werd gedempt. Alleen de
bocht in de Boerensluisweg en enkele sloten langs de Westfriesedijk herinneren nog
aan deze voormalige afwateringsboezem van de Niedorperkogge. Het hele trace
Alkmaar-Kolhorn werd in 1941 grotendeels voltooid. Toen in 1959 het nieuwe gemaal
'De Waakzaamheid', gelegen naast de Braaksluis, in gebruik werd genomen, bleef het
dieselgemaal bij Lutjewinkel, dat de in 1911 afgebroken strijkmolens verving, nog
werkzaam tot 1959, waarna de Waakzaamheid zijn taak overnam. Het noordelijk deel
van het Boerensluiskanaal is na 1940 gedempt. Het zuidelijk deel omstreeks 1959.
Aanleg Wieringermeer
In 1888 werd door het Geestmerambacht een stoomgemaal gebouwd met
uitwateringssluis bij de Westfriesedijk bij Aartswoud. Door deze verandering was het
mogelijk dat het Geestmerambacht zijn overtollige water direct op de Zuiderzee
loosde. Het boezemkanaal in de Groetpolder werd daarvoor op een paar honderd meter
van de Westfriese Omringdijk afgedamd. Door de zeedijk van de Groetpolder kwam
een spuigat. Het boezemkanaal langs de zeedijk van de Groetpolder werd hierdoor
overbodig. De kaden werden geslecht en het kanaal gedempt. De spuisluis in de
buitenhaven van Kolhorn verdween. Met het slechten van de Waardpolderboezem
langs de zeedijk van de Waardpolder was men al in 1873 begonnen. Beide voormalige
boezemkanalen, die van de Groetpolder en de Waardpolder, zijn in het landschap nog
duidelijk herkenbaar aanwezig door begrenzing van poldersloten. Wat men indertijd
niet kon vermoeden, was dat deze afwateringskanalen met de drooglegging van de
Wieringermeer weer noodzakelijk werden. In plaats van de oude boezemkanalen in de
Waard- en Groetpolder in ere te herstellen, kozen de bedijkers van de Wieringermeer
ervoor om aan de oostzijde van de zeedijken van de Waard- en Groetpolder nieuwe
kanalen te graven.
Historisch Niedorp, informatieblad 2015 nr. 1