-44-
uiteinden van de polder vaak met een zeer hoge waterstand te kampen hadden. Daarom
werd in 1850 besloten tot het bouwen van een tweede molen in deze polder. Daarvoor
groef men een sloot westelijk langs het gehele boezemkanaal van het
Geestmerambacht, van het zuiden bij Aartswoud tot aan het Kolhornerdiep. De molen
werd geplaatst nabij de daar aanwezige schutsluis. Via een duiker werd het water
direct in de schutsluis geloosd. De schutsluis zelf was namelijk eigendom van de
Waard en Groet. Op deze manier kon men de omliggende Koggebesturen omzeilen en,
zij het dan ook met een omweg, direct op zee het water lozen.
De verkeerde opstelling van de molens in de Groetpolder bleef een probleem, vooral
ook toen men daar genoodzaakt werd het peil te verlagen. Om een betere bemaling te
verkrijgen werd in 1867 besloten de molen bij de schutsluis te vervangen door een
grotere. In 1876 kwam daar een geheel nieuw stoomgemaal. In 1879 kwam ook in de
Waardpolder een stoomgemaal. Daarnaast bleven de molens gehandhaafd. In 1927
ging men over op elektrische bemaling en een jaar later werden de molens in de
Waard- en Groetpolder gesloopt.
Het kanaal Stolpen-Kolhorn
Langs het Waardkanaal komt een gedeelte voor met rietland en kleiputten. Dit gedeelte is te beschouwen als
natuurgebied. Het is de voormalige bedding van het binnen de Waardpolder gelegen boezemkanaal.
Eind negentiende, begin twintigste eeuw ontstonden er allerlei plannen voor betere
vaarwegverbindingen in West-Friesland. Door de opkomst van het wegvervoer, begin
vorige eeuw, werden van deze plannen slechts twee nieuwe kanalen gerealiseerd. Het
ging in beide gevallen om een kanaal waarvan het eindpunt bij Kolhorn moest komen
Historisch Niedorp, informatieblad 2015 nr. 1