-33-
Sachsenhausen. Himmler zette deze onderneming op met de bedoeling in de nabije
toekomst de stenen te leveren voor een imposante herbouw van Hamburg. Dat moest
een van de vijf megalomane Fiihrerstadte worden van het Derde Rijk. Er moest onder
andere een geweldige hangbrug over de Elbe komen en een 250 meter hoog gebouw
midden in de vernieuwde stad, plus een Volkshalle voor 50.000 mensen. Er was nu ook
een nieuwe haven en een kanaal van de vernieuwde steenfabriek naar de Elbe nodig.
Er waren intussen diverse Auszenlager, buitenkampen opgezet. Elf in Hamburg zelf,
drie in Ems, tien aan de rivier de Weser en daarbuiten nog een veertiental, met
Hannover circa vijf.
Voor 1940 waren de arbeidsomstandigheden nog betrekkelijk acceptabel te noemen,
met redelijk eten en enigszins gepaste rusttijden. Maar voor Joden en Slavische
gevangenen gold dat al spoedig niet. Het graven van een zijkanaaltje naar de
zogenoemde Dove Elbe was geen sinecure. Met uiterst dunne kleding in de winter
stonden de gevangenen doorlopend in ijskoud water. Een ware slachtpartij
Gevangenen die antitankgrachten, drie meter diep, moesten graven leden op dezelfde
wijze. Vooral nadat Adolf nog een extra verdedigingslinie wilde laten aanbrengen in
het noordwesten van Duitsland die hij de Friesenwall noemde.
Een medische commissie van drie artsen wees de ongelukkigen aan die maar vergast
moesten worden met koolmonoxide, oftewel kolendamp. In april 1942 werden er zo
vijfenveertig Nederlanders omgebracht. Het ging dan om Joden, ernstig zieken en
geesteszieken. Dat gebeurde onder andere met Maurits Polak, de scheermesjeskoning
van het Amstelveld. Hij had duidelijk laten merken dat hij niet erg van de Duitse
bezetters hield. Deze Joodse man werd eerst naar de Amsterdamse Euterpestraat
gebracht. Vervolgens naar Kamp Schoorl en van daaruit naar Kamp Amersfoort waar
hij zwaar werd mishandeld. Rond 1941/'42 in een goederenwagon een reis van een
paar dagen naar Neuengamme. En daarna het absolute einde in Heil- und Pflegeanstalt
te Bernburg. Deze Maurits Polak zal bij de meeste Nederlanders onbekend zijn
gebleven, terwijl een dichter als Jan Campert en de Surinaamse nationalist Anton de
Kom niet helemaal aan de vergetelheid zijn prijsgegeven. In Kamp Neuengamme had
niet iedereen het even slecht. Sommigen wisten een baantje te veroveren als kok, als
kapper, schrijver, verpleger of zelfs als arts. Die kregen beter te eten en mochten
duidelijk langer mee. Veel gewone gevangenen werden aan het werk gezet om
camouflagenetten te vlechten. Men schat dat aantal op ruim 1500.
De steenfabriek had een
helling om kiepkarren met klei
omhoog te laten duwen door
middel van handkracht. Een
onnoemelijk zwaar werk,
waarbij velen het loodje
legden. Duizenden waren
ingezet voor het werk aan een
reusachtige bunker waar-
binnen onderzeeers geassem-
bleerd moesten worden. Die
bunker was 400 meter lang,
De uiterst vermoeiende schuine baan naar de steenfabriek
Historisch Niedorp, informatieblad 2015 nr. 1