-16-
Op een bijbehorende kaart staat geschreven 'Ausser Teich oder Heller' en dat betekent
letterlijk 'Behalve vijver of heller'. Die staat (enkelvoud!) dus niet op de kaart.
Schoorl schrijft zelf een merkwaardig uitgebreide interpretatie, namelijk 'buiten de
'Griiner Teich' gelegen kweldergronden'. Enige malen staat die term Teich in de
voetnoot vermeld, maar van dat 'Griiner' eigenlijk geen spoor. Teich is dus geen
verschrijving van Deich, het Duitse woord voor dijk. Maar Henk Schoorl vervolgt toch
met de volgende opvallende vergelijking: ook op het eiland Huisduinen vinden we de
'Groene Dijk' en de HelderHet blijft wat raadselachtig wat Schoorl precies bedoeld
heeft, maar het lijkt erop dat hij een plaatselijke verdieping in de kwelder bedoelt die
je gelijk zou kunnen stellen met een kleine lagune. Het naar voren brengen van dat
relatief diepe poldertje is mijns inziens veelzeggend. (Ik verwijs naar zijn eigen tekst
onderaan dit artikel.)
Maar wat dienen we ons, naar mijn mening, bij zo'n Teich eigenlijk voor te stellen? Ik
denk dan aan een kleine, tamelijk ronde opslagplaats in het buitendijkse gebied, gevuld
met water. En zoiets is geen idee-fixe, maar blijkt echt te bestaan. In ons gebied noemt
men dat meestal een dobbe. Aan de Waddenkust is er af en toe sprake van zo'n dobbe
voor het opvangen en opslaan van regenwater voor het vee. Er zit dan een klein dijkje
om, een kade, die verwarrend genoeg ook wel dobbe wordt genoemd. Bij de Zeeuwse
schorren noemde men zo'n drenkplaats een hollestelle en ik meen dat ik dat ook eens
in Groningen ben tegengekomen. Aart van Dobbenburgh, de bekende, zo niet
beroemde Nederlandse graficus, toont in zijn bijzondere achternaam 'een dijk met
dobben'. Het ziet er naar uit dat zo'n dijk vergelijkbaar is met de hierbovengenoemde
Teichlinie. A1 moet ik accepteren dat de oude term 'burg' voor dijk voor velen
volkomen nieuw is. Juist in familienamen is deze burg voor dijk soms blijven hangen.
Voorbeelden zijn Kleiburg, Sasburg en Burgstra. Maar waarom een Heller? (Volgens
Huisman een enkele maal zelfs met een 'd' als Helder geschreven.) In het Duits
verstaat men normaliter onder een Heller een klein muntstuk en in ons eigen
Middelnederlands is het niet anders! Een beetje vreemd om daar een hele kwelder mee
te vergelijken. Zo'n vijvertje of dobbe lijkt me echter helemaal niet zo gek.
Maar hoe dan ook, het is niet bepaald een plaats waar je wilt wonen. De mens is geen
amfibie. Zo'n vernoeming in ons Den Helder lijkt me dus uiterst onwaarschijnlijk. Er
kan aan toegevoegd worden dat een Heller al moeilijk een verbastering kan zijn van de
term Kwelder. Het lijkt er niet of nauwelijks op.
Naschrift: Misschien zou men kennis willen nemen van de oorspronkelijke, maar mijns
inziens niet juiste visie van Henk Schoorl op die Hellers. Welnu op biz. 98 van 'Water
en Land' geeft hij zijn mening: Tussen de 'staart'-duintjes langs het Marsdiep en de
iets zuidelijker gelegen hogere gronden, die de drie polders in het noorden
beschermden, lag een laaggelegen kleipoldertje, restant van een voormalig noordelijk
wad van Huisduinen. Zulk een wad of kwelder heet in Oostfriese waddengebieden nog
hier en daar een 'heller'.
Bronnen
De belangrijkste bronnen zijn mijns inziens ruim voldoende aangegeven binnen de tekst.
Een paar illustraties zijn in zwart-wit overgenomen uit 'Husidina' van Jan. T. Bremer en 'Zeshonderd jaar water
en land' van Henk Schoorl. Verder een enkele uit 'de Convexe Kustboog' van Henk Schoorl nr. 4.
'Charta der Oberemsischen Teichlinie von dem Oldensumer Syhl bis an den Borsumer Hoeck, mit alien
Holzungen, Hellern und Spittdobben' van J.H.Magott, 1750 (Aurich, Staatsarchiv; gepubl. A.W. Lang 1962, mit
Abb. 30 Ausschnitt).
Historisch Niedorp, informatieblad 2015 nr. 1