-11-
Vries in zijn 'Etymologische Woordenboek'. Hij filosofeert nog wat over de betekenis
van 'hel' en stelt vast dat die betekenis onzeker is. Hij denkt daarbij aan 'hoogte', hoge
buitendijkse grond, maar ook aan een met water bedekte ondiepte. Een wat
merkwaardige tegenstrijdigheid.
Dezelfde soort overweging vinden we bij Jan Pannekeet in zijn boek 'Noordhollandse
Plaatsnamen'. Hij oppert zelfs 'hil' als variant op 'hel' en denkt dan aan een
vluchtheuvel. Maar komt ook met een op een 'helde' of 'helling' gelegen buurtschap.
Hij vervolgt met het Middelnederlandse 'helle' als laag gelegen land. Deze
overwegingen leiden niet tot een beslissende uitspraak. Maar de naam Helsdeur
verwerpt hij als niet serieus en schikt die onder de naam volksetymologie. Maar dat
blijkt eigenlijk ook weer niet juist.
Dr. G. Karsten memoreert in zijn 'Noordhollandse Plaatsnamen' de opvattingen van
verschillende auteurs. De Buisonje meent dat het om de tweede naamval meervoud
gaat van hel=hul=hil. Karsten ziet hier niets in. De taalgeleerde Van Ginniken meende
dat men de term 'hel' moest opvatten als een naam die oorspronkelijk eigen is aan
sommige diepe putten, poelen, meerkes en stromen. De oude Friezen zouden deze
'hel' als ingang hebben beschouwd naar de onderwereld. Van Ginniken dacht dat de
uitgang 'der' wel een deur zou kunnen betekenen. Dan ligt natuurlijk de helsdeur voor
de hand. Joh. Winkler onderschreef dit idee. Kennelijk toch een opvatting die men
graag omarmde. En van volksetymologie was er dus bij helsdeur helemaal geen
sprake. Het behoorde zelfs tot de gerespecteerde opvattingen. De bekende
naamkundige M. Schonfeld verzette zich echter tegen dit idee met de vaststelling dat
het toponiem 'hel' altijd de betekenis heeft van laagland, moerasland of poel. Er is
naar zijn mening wel een etymologisch verband, in die zin dat ze alle verwant zijn aan
het werkwoord 'helen' (verbergen). Hij concludeert dat het bij Den Helder wel zal
neerkomen op laagland, moerasland. Ten slotte nemen we het 'Plaatsnamenboek' van
Gerard van Berkel en Kees Samplonius. Wat hebben zij te melden? Tegenwoordig
zouden, volgens de auteurs, de gedachten het liefst uitgaan naar het toponiem helle of
helde dat wil zeggen een helling, een aflopend stuk land. Maar daarnaast, stellen zij, is
het mogelijk om uit te gaan van herle< harila 'kleine zandige rug' waaruit zich door
metathesis (klank-omwisseling) een vorm 'helre' heeft ontwikkeld die aan de huidige
naam Helder ten grondslag ligt...
U ziet hoe dicht deze beide auteurs bij de door mij aangedragen oplossing zijn
gekomen, maar helaas. Niet verder gekeken naar de Middelnederlandse, oftewel laat-
middeleeuwse betekenis. En van een kleine zandige rug hoeft helemaal geen sprake te
zijn. Hoewel deze zeker zinvol zou zijn geweest. A1 die overwegingen samenvattend is
het duidelijk dat men de oplossing of in de laagte heeft gezocht, of in de hoogte. Of
beide.
Enkele dateringen
Misschien is het goed om toch even wat jaartallen te noemen die ter vergelijking
kunnen dienen. Volgens Samplonius en Van Berkel was de naam van het voormalige
eiland al bekend in de tiende eeuw (918-948), dus in de vroege middeleeuwen. Bij Den
Helder vinden we genoteerd 1639 Helder en 1745 De Helder. In het boekwerk
'Husidina' vinden we natuurlijk geen jaartal voor de eerste Kerkbuurt, maar die stamt
Historisch Niedorp, informatieblad 2015 nr. 1