uitdrukking 'iegeric el' dat gewoon 'ergens anders' betekende. Mijn verklaring voor Den Helder luidt dus 'de andere', of om terug te komen op De Helderbuurt, De andere buurt. Vanuit die aloude Kerkbuurt een logisch begrip. En om het nog wat stelliger te verdedigen: 'anders' is een bijwoord. Als je dat bijvoeglijk wilt gebruiken wordt het vanzelf 'andere'. Bovendien is er nog een aardige vergelijking mogelijk. Er is een andere Hollandse plaats aan de luwe zijde van de duinen waarin de term 'andere' aanwezig is. En dat is Aerdenhout (1639). Vanuit de Haarlemmer Hout gezien was er een 'aenderen' Hout. En dat aenderen betekende 'andere' en werd in de volksmond vereenvoudigd tot 'aerden'. Dat 'Hout' een echt opgaand bos betekende is wellicht bekend. Ik ben zeer nieuwsgierig naar afwijzend commentaar dat echt hout snijdt. Ik zou zeggen: 'Kom er maar mee!' Van quelders tot kwelders Jan Bremer en ik hebben een hele correspondentie gevoerd over van alles en nog wat, inclusief onze stellingnamen en we zijn niet tot elkaar gekomen. Jan blijft bij de opvatting van Henk Schoorl, zijn oude vriend, aan wiens nagedachtenis hij zelfs zijn indrukwekkende boek heeft opgedragen. Ik vind die Oost-Friezen letterlijk te ver gezocht. Maar het was mij intussen ook nog niet erg duidelijk wat die Hellers nou precies inhielden. Dat is inmiddels opgelost. Men leze de enigszins voor de hand liggende verklaring onder de tussentitel 'Een dobbe of een hollestelle', aan het eind van dit artikel. Ik heb moeten toegeven dat ze op dat oude eiland Huisduinen, al in een vroeg stadium, met name een kwelder moeten hebben gehad die in de naam Quelderduyn is blijven hangen. Ik meende abusievelijk dat de naam 'kwelder' voor het jaar 1830 niet in ons land voorkwam. Dat baseerde ik op het vuistdikke 'Chronologisch Woordenboek' van Nicoline van der Sijs, een van de bekendste taalkundigen van onze tijd. Het eiland Huisduinen had de term kennelijk al van elders overgenomen of zelf uitgevonden, maar dan op een oudere wijze geschreven. Nicoline kon daar natuurlijk geen rekening mee houden. Dan zou haar naslagwerk nog veel en veel dikker zijn geworden. Het Quelderduyn werd trouwens ook wel Queldering genoemd. Het achtervoegsel 'ing' werd vroeger veel gebruikt, bijvoorbeeld in rommeling in plaats van rommel. Maar als iemand dan de term quelder verzint, uitgaande van quellen en quel, het doorsijpelen van water door de ondergrond, kortom de bijna voortdurend natte ondergrond, dan lijkt me dat niet de aangewezen plaats om je daar maar eens te vestigen. En er zeker niet met trots een plaatsnaam van te laten maken. Toch komen we de nattigheid herhaaldelijk tegen bij de diverse andere verklaringen voor de naam Den Helder. Men had indertijd allerlei andere woorden ter beschikking om kwelderachtige toestanden aan te geven. Ik denk dan bijvoorbeeld aan schorren, garzen, gorzen en gerzen, groeden en groezen. De term gars werd bij het voormalige eiland Huisduinen veel gebruikt. Men komt er zelfs Coegars tegen, dat later door omdraaiing van twee letters in Koegras is veranderd. Een enkele maal worden de termen gors en gorske gebruikt. Verschillende meningen Uiteraard wil ik nog plaats bieden aan allerlei vroegere benaderingen van de naam Den Helder. De bekendste is natuurlijk 'de deur van de hel', waarbij het gevaarlijke zeegat, het Marsdiep, als de hel werd beschouwd. We vinden deze opvatting al bij Dr. J. de Historisch Niedorp, informatieblad 2015 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2015 | | pagina 10