-50-
op te telen, die dan voor een belangrijk deel verplicht naar Duitsland werden vervoerd.
Het gevolg was dat het gescheurde land na de oorlog weer moest worden ingezaaid.
Graszaad werd een belangrijk artikel.
Daarnaast was er nog de tuindershandel. De tuinders en boeren met een gemengd
bedrijf (koeien en akkerbouw) woonden vooral aan de Langereis en in 't Veld.
Koolzaad, vooral Denen (witte bewaarkool), slabonen, uien en rode bieten waren de
belangrijkste tuindersartikelen. Aan de boeren met een gemengd bedrijf werd vooral
veel voederbietenzaad verkocht. Het belangrijkste artikel en ook 'kunstweiden' (zaad
voor tijdelijk grasland) om een goede vruchtwisseling te bevorderen. Ook wel
nateeltgewassen zoals stoppelknollen en Westerwolds en Italiaans raaigras werden
goed verkocht. Deels als voedergewas maar ook als groenbemester. Voor ons een
welkome zomerhandel. De ontwikkeling van de zaadhandel werd uiteindelijk bepaald
door de structuur van de land- en tuinbouw in de regio. Over het teeltagentschap voor
Sluis Groot heb ik al bij Pieter Bart geschreven. Er veranderde veel in de vijftiger
jaren. Door de schaalvergroting in de landbouw verdwenen heel veel kleine boeren en
ook tuinders. Velen klommen in de hoogovenbus of gingen werken in de Amsterdamse
haven en bij industrieen in de Zaanstreek en de IJmond, zoals Bruijnzeel en Van
Gelder.
Fa. K. Brugman verkocht tijdelijk wel veel blijvend-grasland-mengsels zoals BGS en
BG11, maar de omzet van met name voederbieten liep heel snel terug. Het scheuren
van grasland ten behoeve van de bloembollenteelt (tulpen en irissen) was wel weer een
gunstige ontwikkeling, maar steeds meer boeren zaaiden niet meer zelf in, maar lieten
de loonwerker komen en die nam het graszaad zelf wel mee. Ook de handel in de
kleine zakjes ging wat minder voorspoedig. In de Wieringerwaard bijvoorbeeld was
het traditie dat de boer zorgde voor de grond en het zaad kocht en dat de arbeider de
verzorging voor zijn rekening nam. Beide gezinnen aten ervan. Maar toen de
boerenarbeider wegbezuinigd werd en de boer het daardoor steeds drukker kreeg,
stopten veel boeren met de groentetuin. Door de toenemende welvaart verviel ook de
bittere noodzaak om zelf je groenten en aardappelen te verbouwen.
Het werd ook steeds moeilijker nieuwe agenten te werven. Een zaterdag zwartwerken
bracht gemakkelijk meer op dan het soms moeilijk vergaren van de ingevulde
bestellijsten.
De zaadteelt is bij ons geleidelijk verdwenen. In de jaren vijftig en zestig liet mijn
vader nog stamslabonen, dubbele zonder draad en tuinbonen, vroege brede witkiem
telen waarvan wij goedgekeurde selecties hadden die een vermelding kregen in de
Rassenlijst voor Groentegewassen. Het ging dezelfde kant op als de contractteelt, het
hield op. Het aantal zelfstandige zaadtelers in West-Friesland liep sterk terug. De
zaadbeurs in Hoorn werd gesloten. De overblijvers hebben zich nog verenigd in de
Cooperatieve Zaaizaadvereniging West-Friesland' in Wijdenes, maar ook die ging ter
ziele. Dat betekent niet dat de zaadteelt in dit gebied niet meer van betekenis zou zijn.
Integendeel. Er is een aantal internationaal opererende bedrijven overgebleven, zoals
Bejo en Enza, die hoogwaardige producten leveren aan de tuinders. De tussenhandel,
dat waren wij, is uitgeschakeld.
Vader Klaas is ook nog met zijn broer Piet, die fruitkweker was, een fruittuin in het
Winkelerzand begonnen. De Combinatie Bart plantte op een van de stukjes land van
Historisch Niedorp, informatieblad 2014 nr. 2