ft 44 I -27- vreemde werkers als ongewenste zwervers. Veel arbeiders raakten aan de drank. Zoveel mannen op een betrekkelijk klein stukje grond, de slechte behuizing, het wantrouwen van de plaatselijke bevolking, de lage lonen, de hoge prijzen, de drank en het ruwe ongeschoolde karakter van de arbeiders die op dergelijke lichamelijk zeer zware, arbeidsintensieve projecten afkwamen, waren genoeg redenen voor het ontstaan van grote problemen tijdens de drooglegging van de Waard- en Groetpolder (Vries, 1983). Wat dit betreft was er sinds de 17e-eeuwse inpolderingen niets veranderd. Men had weinig geleerd van de moeilijkheden die bij dergelijke projecten optraden. De drooglegging van de Heerhugowaard ging met dezelfde problemen gepaard (Komen, 2011). Dat het met de hand opwerpen van kilometers lange dijken in open zee toch binnen enkele jaren was geklaard, mag een klein wonder heten. Door de lage ligging van het terrein, dat bij eb slechts een korte tijd droogviel en soms in het geheel niet, was het alleen met veel inspanning en een groot aantal arbeiders mogelijk om per dag hoogstens een dijklengte van 50 tot 100 meter op te werpen. En dit alleen als alles gunstig was. Meermalen moest men toezien dat met de opkomende vloed de in allerijl opgeworpen kaden werden weggespoeld. De polder is op initiatief van kandidaat-notaris H. Koomen uit Winkel en C.J.L. Portman uit Beverwijk tot stand gekomen. In 1843 verkregen zij het octrooi tot bedijking van de Waard- en Groetgronden en werd 'De Maatschappij tot Inpoldering en bebouwing der Waard- en Groetgronden in Noord-Holland' opgericht. Voorzitter werd E.F. Scheltinga Winterberg, burgemeester van Nieuwe Niedorp. Hoewel de polder al in 1844 voor het eerst droogviel, brachten steeds terugkerende stormen voortdurend grote schade en wateroverlast. Pas in 1877 waren de dijken zodanig op hoogte, dat zij de zee tijdens storm konden weerstaan. Door een financieel veel te gunstig beeld te geven van de kosten van de inpoldering was er voortdurend te weinig geld om meteen goede dijken aan te leggen. De aanvankelijke raming van 600.000 zou uiteindelijk op 1,4 miljoen eindigen (Sloos, 1858). Wieringerwerf, 2014 Vervolg: Deel 4. Historie van het landschap Literatuur Beek, H.S.M. van der (1996). Aanvullend Archeologisch Onderzoek op twee locaties binnen het plangebied 'Windturbinepark Waardpolder'. Braat, W.C. (1932). De archeologie van de Wieringermeer. Een bijdrage tot de geschiedenis van het ontstaan der Zuiderzee. Leiden. Bremer, J.T. (1978). Rondom het Oude Veer. Fragmenten uit de geschiedenis van de Anna Paulownapolder. Schoorl. Brugman, J.J. (1985). De Braakpolder onder Winkel. WFON 52. Goelema, W.E. (1990). Groot-Geestmerambacht, een waterschapskroniek. Warmenhuizen. Komen, H.E. (2002). Cultuurhistorische verkenning Waard- en Groetpolder. Niedorp. Komen. H.E. (2011). Stolpboerderijen in Heerhugowaard, deel III. Historie van de stolpboerderijen in Heerhugowaard, hun eigenaren en bewoners. Schoorl. Paludanus, R. (1776). Oudheid- en Natuurkundige verhandelingen meestal betrekkelijk tot Westfriesland of het Noorderkwartier, Leyden. Sloos, A.R. (1858). Geschiedenis van de polder Waard en Groet. Winkel. Smit, J. (1976). De molen van de Braakpolder onder Lutjewinkel en zijn molenaars. WFON 43. Vries, H. (1983). De arbeidersopstand te Kolhorn in 1844. WFON 50. Woltering, P.J. (1985). Prehistoric en Romeinse Tijd in West-Friesland. WFON 52. Historisch Niedorp, informatieblad 2014 nr. 2

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2014 | | pagina 27