-26-
Door de stroming, veroorzaakt door eb en vloed, en door het geloosde water van de
genoemde kogge, werd deze kreek op diepte gehouden.
Schelpenbank
Het geheel terugtrekken van het water op de ondergelopen Waard- en Groetgronden
werd grotendeels tegengegaan door een zand- en schelpenbank, die ongeveer 1,8 km
uit de kust lag, evenwijdig aan de Oosterdijk van de Wieringerwaard en de Westfriese
Omringdijk. Het aangevoerde slib kon daardoor bezinken. Op deze schelpenbank is
later de zeedijk gemaakt die de Waard- en Groetpolder afscheidde van de Zuiderzee.
De vorm en de richting van de zeedijk van de Waard- en Groetpolder werden dus
grotendeels bepaald door de ligging van deze zand- en schelpenbank. Ook de
aanwezigheid van wiervelden schijnt de bezinking van het slib ten goede te zijn
gekomen, doordat deze massa's de stroomsnelheid van het water vertraagden (Vries,
1983). Behalve voordelen had dit ook nadelen. Een van die nadelen was dat de zon in
perioden van warmte het water zo verdampte dat er een sterke verzilting optrad. Dit is
de reden dat de polder gedurende de eerste jaren van zijn bestaan weinig opbracht
omdat de verzilting van de bodem bijzonder hoog was.
Inpoldering
Dijkaanleg, waarschijnlijk in de Wieringermeer rond 1930. Alles met de hand. Zo ging dat ook bij de
aanleg van de Waard- en Groetpolder. Let op de kruiwagens uit die tijd, met een houten wiel en
ijzeren band, geplaatst voor de bak in plaats van eronder. Het zwaartepunt zit bij het kruien niet boven
het wiel, wat de last extra zwaar maakt.
Het aantal arbeiders dat aan de inpoldering heeft meegewerkt is groot geweest In
sommige perioden meer dan 1800. Het werk, dat geheel met een schop en een
kruiwagen werd gedaan, werd verricht door ongeschoolde arbeiders. Het loon bedroeg
1,75 per dag. De huisvesting was slecht. De arbeiders werden ondergebracht in keten
en stallen. De werkdagen waren lang. De plaatselijke bevolking van Kolhorn zag de
Historisch Niedorp, informatieblad 2014 nr. 2