-19-
Nadien raakte het eveneens in verval tot aan de definitieve ineenstorting. Het
eigendom van langhuis en boerderij is sedert begin 18L eeuw bekend. In 1728 zijn
Pieter Rootjes en vrouw Neeltje Jacobs de eigenaars. Daarna hun zoon Jan Pieters
Rootjes met zijn vrouw Sitske Saschers, die het vervolgens overdeden aan hun jongste
zoon Cornelis Jans Rootjes. (Rootjes, een familie die sedert de 17L eeuw in de Zijpe
woonachtig is.) Cornelis Jans Rootjes overleed in 1834, had geen directe nazaten en
schonk volgens zijn testament aan de kinderen van zijn neven en nichten diverse
geldbedragen (Notaris Sloos te Winkel). De boerderij, het langhuis en de landerijen
gingen echter niet naar een familielid, maar schonk hij in 1833 aan een 10-jarige
jongen van de Keins bij Schagen met de naam Cornelis Klaas Jongejan die na zijn
huwelijk met Maartje Vries in 1843 het boerenbedrijf aan de Kreil voortzette.
Vervolgens werden in 1872 dochter Neeltje Jongejan met haar man Louris Helder
eigenaar. Ergens rond die laatste datum moet de nieuwe stolp zijn gebouwd.
Voorgaande Cornelis Klaas Jongejan komen we nog tegen in een artikel van het
kwartaalblad 'Westfriese families' (jaargang 5, 1964), zijnde een driftig heerschap met
uitgesproken donker uiterlijk. Na het overlijden van zijn vrouw in 1879 hertrouwde hij
met Trijntje Smit uit Spanbroek en ging daar verder met een boerderij met 80 ha land.
Het langhuis
Afgelopen September kon door archeologisch onderzoek de ouderdom van het
langhuis bepaald worden. Het langhuis zoals we dit in zijn laatste gedaante kennen, is
gebouwd omstreeks 1790 als een klein woonhuisje van 3,5 bij 5 meter waarin hooguit
ruimte was voor een kamer met bedstee. De schoorsteen staat tussen het woonhuis en
de achterliggende stal. De schouw is voorzien van Friese tegeltjes waarop
schaapsherderinnen in een landschap. Daaronder liggen ongeglazuurde rode plavuizen
en het resterende vloeroppervlak is voorzien van houten planken op klei.
De stal van 8 bij 4,5 meter had op de vloer de
bekende gele ijsselsteentjes met een strook
zogenaamde blauwbakken of grijze plavuizen.
Onder de vloer van woonhuis en stal is eerst
een laag schelpen van ongeveer 10 cm
aangebracht. Muren zijn van gebruikte gele en
appelbloesemkleur stenen, en het dak geheel
van riet met hooguit twee banen dakpannen.
Een waterput is (nog) niet gevonden, maar
omdat het langhuis deel uitmaakte van de
naastgelegen boerderij binnen een familie,
werd het water mogelijk daar gehaald. Wei
was er achter de stal aan de slootkant een
eenvoudig vierkant gemetseld putje van maar
50 bij 50 cm, diep een meter, waar
reconstructie tegel herderin J 111
verschillende lagen mosselschelpen in en
omheen lagen. Dat de bewoners mosseleters waren is duidelijk, de functie van de put
daarin is onbekend. Op het verdere menu (gevonden als botten tussen het huisafval)
staat veel kip en varken. Ook een drietal skeletten van honden vond hun plek in het
18e-eeuwse huisafval. Scherven eenvoudig servieswerk laten zien dat het leven er rond
Historiseh Niedorp, informatieblad 2014 nr. 2