stoken in de koude winter van 1944-1945. Vader heeft ook nog eens clandestien een
boom omgezaagd in de Limmerschouw, voor brandhout. Dat ging niet van harte, want
vader was een man die zich aan de regels hield. Maar nood breekt wet.
Dikwijls kreeg vader dan bezoek van dr. Wim Schaap, die samen met zijn broer Otto
een landbouwbedrijf exploiteerde in de Groetpolder. Het waren echte herenboeren.
Werken deden zij nooit, alleen maar delegeren. En zij keken geregeld te diep in het
glaasje. De heer Wim Schaap had gestudeerd, vandaar de titel doctor. Hij bleef soms
wel anderhalf uur zitten om over de politiek te praten. Als hij dan tenslotte opstapte zei
hij steevast: "Ik geef de Duitsers nog een maand". Uiteindelijk kreeg hij gelijk.
Ook de benzine raakte op. De Chevrolet stond lange tijd werkloos in de garage en
werd in 1944 gevorderd door de Duitsers. Gelukkig bleek de auto na de bevrijding nog
ergens in Alkmaar te staan, kwam terug naar Winkel en werd bij Garage Keetman
weer bedrijfsklaar gemaakt. De zaden werden vervoerd in een aanhangwagen met een
rolluik aan de achterzijde, een apart vervoermiddel. Na vele omzwervingen is de
aanhanger weer boven water gekomen en gerestaureerd.
Evenals zijn vader ging ook Klaas iedere week naar Schagen, waar hij zitting hield in
De Beurs en contacten onderhield met boeren en landbouwers uit de omgeving van
Schagen. In die jaren werd de Schagermarkt ook wel de boerenzondag genoemd. In
het voorjaar stonden wij op de markt met onze eigen blauw geschilderde marktkraam,
die iedere donderdagmiddag werd opgeslagen bij de Gebr. Plevier, tezamen met de
papieren zakken, een rolletje touw, een weegschaal met gewichten en later een
nietmachine. Deze attributen werden opgeborgen in een eveneens blauw geschilderd
karretje met houten wielen, die na al die jaren nogal wat van hun ronde vorm waren
kwijtgeraakt. Iedere donderdag rammelden wij dan over de Laan naar onze plaats,
gelukkig ook op de Laan, dus niet zo ver. Later huurden wij, net als iedere
marktkoopman een kraam en kwamen op de Gedempte Gracht te staan voor de winkel
van De Gruijter.
Behalve op de markt werden de zaden ook via agenten verkocht. Deze agenten
woonden bijna allemaal in de Noordkop en West-Friesland. Geen landelijk netwerk
dus, zoals onze groot-collega's uit die tijd: Turkenburg, Wouda en Andries Visser
bijvoorbeeld. Vader Klaas had niet de ambitie om groot te worden. Wel hadden wij
een agentschap in Rotterdam bij Piet Moerkens, een oude dienstkameraad die werkte
bij de spoorwegen. Hij en zijn collega's hadden allemaal een tuintje langs het spoor.
Er gingen, behalve zaden, ook vooral veel pootaardappelen naar toe, met Van Gend en
Loos. Andere agenten waren bijvoorbeeld Cees Bakker in Julianadorp, Pieter Bakker
en later Ravensbergen in Sijbekarspel. Verder Thijs Stuurman in Wieringen. Later
werd gefactureerd op naam van hun echtgenotes, omdat anders de fiscus belasting ging
heffen over de verdiende provisie.
'Van Kassiesventer tot hovenier', door Frits Bart
Historisch Niedorp, informatieblad 2014 nr. 1
Bron: