-53-
'schorseneelen', nu schorseneren en pinksternakelennu pastinaken. Verder erwten,
bonen, tuinbonen, mosterd, borage, kool en spinazie. Spinazie werd vooral later het
belangrijkste gewas. Op kleine percelen werd het stamzaad geteeld. Hierop werd
streng geselecteerd. Dit stamzaad werd weer gebruikt om handelszaad te telen,
bijvoorbeeld in de Groetpolder. F.A. Melchior bijvoorbeeld contracteerde 2 hectare in
1933. (Een hectare, of ha, is een oppervlakte van 100 bij 100 meter, dus 10.000 m2).
In 1933 werden totaal gecontracteerd ongeveer 24 ha eenjarige tuinzaden, waarvan
circa 16 ha spinazie, 1 ha bloemzaden, 3 ha tweejarige tuinzaden, te weten kool en
schorseneelen. Aan provisie beurde de firma K. Brugman in dat jaar zo'n fl. 278. Voor
eenjarige tuinzaden werd fl. 10 per ha betaald, voor bloemzaden fl. 12 en voor
tweejarige tuinzaden fl. 5 voor het afsluiten van het contract. En nog eens fl. 10 voor
wat niet weggevroren was in de winter. In 1934 was circa 3'/2 ha aangenomen en IV2
ha gebleven. In 1942 worden de in keurig handschrift geschreven provisielijsten op
ruitjespapier vervangen door getypte overzichten. De schrijfmachine werd eerder al
gebruikt voor de afrekeningen. De schrijver ging toen waarschijnlijk met pensioen.
In 1943 wordt er slecht 13 are bloemen gecontracteerd. Ontvangsten fl. 26 per ha,
provisie fl. 3,38. Het areaal spinazie is echter gegroeid tot meer dan 34 ha. Voor 1 ha
wordt nu 12 gulden betaald, totale provisie ongeveer 567 gulden.
De opbrengsten waren zeer wisselend. In 1950 werd slechts 164 gulden aan provisie
ontvangen. O.a. omdat een boer een totale misoogst had en niets leverde, en anderen
00k een heel slechte oogst hadden. Twee jaar later, in 1952 was er kennelijk gebrek
aan zaad. Er kon veel spinazie, radijs en tuinkers worden gecontracteerd.
Provisieopbrengst fl. 3072,00 Er werd toen niet meer per ha afgerekend, maar 3%
van de uitbetaalde opbrengst aan de boer. Tuinders doen niet meer mee, klanten zitten
uitsluitend in de Groetpolder, de Wieringerwaard en Oudesluis.
Een kleine bron van inkomsten was 00k het monsternemen. Als zaad geoogst en ruw
geschoond was door de boer, werd het schonen nog eens overgedaan door de
zaadteler. In dit geval door Sluis Groot. Hierover kon gemakkelijk een conflict
ontstaan, waarbij de teler meestal aan het kortste eind trok. Om dit in goede banen te
leiden heeft de wetgever verplicht een onafhankelijk instituut in te schakelen om de
tarra, de kiemkracht en het vochtgehalte te beoordelen. Mijn vader was beedigd
monsternemer. Hij stuurde monsters naar het Rijksproefstation voor Zaadcontrole in
Wageningen. Later werd dit werk hoofdzakelijk door de NAK (Nederlandse Algemene
Keuringsdienst) overgenomen.
In 1967 was het helemaal afgelopen met de contractteelt. Met name de spinazieteelt
was niet opgewassen tegen de gesubsidieerde suikerbietenteelt. Qua vruchtwisseling
passen deze teelten niet bij elkaar. De bedrijfsvoering op de landbouwbedrijven
veranderde: er was veel minder of zelfs helemaal geen personeel nodig.
Spinazie en andere zaadgewassen moesten worden 'geruiterd' en leenden zich niet
goed voor de oogst met de combine. De teelt van het handelszaad verdween
bijvoorbeeld naar Polen (spinazie) en Tanganjika (peulvruchten).
Historisch Niedorp, informatieblad 2014 nr. 1