-50- betekend kunnen hebben, een bosje rietland. De term 'bos' komt in tal van West- Friese veldnamen voor en betekent meestal simpelweg rietland. Volgens Van Berkel en Samplonius krijgt in het algemeen het bosje de voorkeur. En ander buitendijksland Ten zuiden van Schagen vinden we nog een paar kagen bij de voormalige Witsmeer, oftewel de Schagerwaard: de Wester- en de Oosterkaag. De naam kaag verschijnt halfweg de 12e eeuw. Dus nog net voor de Allerheiligenvloed in 1170. Maar de naam koog werd hier en daar nog graag gebruikt. Zo zien we bij Oudkarspel (in 1289 Outkerspel) de Koogpolder tussen de Bleekmeer en de Grote Waard. Deze Koogpolder bestond aanvankelijk zelfs uit drie verschillende kogen: de Noorderkoog, de Middelkoog en de Zuiderkoog. Eigenlijk kon je het hele gebied tussen de Grote Waard en de Langedijk als een kooggebied beschouwen. Vandaar ook het Koger kerkje aan de Koog(weg). Een weg die overgaat in de Langebalkweg naar de Heerhugowaard. De Beverkoog, nu bekend als bedrijventerrein bij Sint-Pancras, is als het ware een logische voortzetting van de westelijke kogen van de voormalige Grote Waard. Eigenlijk zou je de conclusie kunnen trekken dat er vroeger waarschijnlijk veel meer kogen moeten zijn geweest dan nu nog merkbaar in de huidige naamgeving. Natuurlijk weet iedereen van Koog aan de Zaan dan wel Koogzaandijk en wellicht nog wel een enkele meer, zoals het dorp De Koog op Texel (dat opvallend genoeg nogal ver van de Waddenzee verwijderd ligt, tegen de westelijke duinrand). En nu zijn er hier en daar kogen waarop je niet direct beseft waar je eigenlijk bent. Bijvoorbeeld bij ons meertje De Rijd. Dan gaat het over rietlanden die zodanig verland zijn dat er op een dag vee kan rondlopen en een inpoldering mogelijk is. Zo is aan de Een drietal oorspronkelijke kogen bij Oudkarspel (Noorden links) (Fragment uit de kaart van Dou van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen) Historisch Niedorp, informatieblad 2014 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2014 | | pagina 50