Buitendijksland -40- door Jan Keuken Kogen, kagen en kegen Buitendijksland, wat moet je je daarbij voorstellen? Zijn dat misschien eilanden die buiten het eigen Nederlands gebied liggen? lets met voormalige kolonien? Nee, het was een begrip voor land dat nog net buiten de belangrijkste dijk lag. Moest dat dan niet als de drommel worden ingedijkt? Nee, het was 'voorland', dat in de eerste plaats diende om bij stormen het wassende water wat af te remmen, zodat de dijken niet al te zwaar werden belast. Dijken die in het verleden lang niet zo hoog waren als in onze tijd. Op een enkele, wat primitief getekende oude kaart, is goed te zien dat de voorlanden nog bij tal van zeedijken aanwezig waren. En wat voor zeedijken gold, gold eigenlijk ook vaak voor onze meren. Daar hadden de dijkjes nogal eens een uiterst geringe hoogte, alsof de boeren het wel goed vonden dat er bij een overstroming weer eens wat vers slib op hun landerijen werd neergelegd. (De talloze akkertjes van de Langedijk werden geregeld opgehoogd met opgedregd slib uit de omliggende sloten, waardoor het land wat vruchtbaarder en hoger werd en de sloten dieper en wat beter bevaarbaar.) Eigenlijk werd er hier niet vaak gesproken van buitendijksland. De gebruikelijke namen waren 'kogen 'of 'kagen'. En in Friesland 'kegen'. Zo'n klankverandering heeft natuurlijk te maken met de eigenaardigheden van de taal in de verschillende gebieden, maar dus ook met de geschiedenis. De term 'koog' kwam relatief veel voor in ons leefgebied en was volgens onze taalgeleerde Nicoline van der Sijs al bekend halfweg de tiende eeuw. Hoe zit het dan met de 'kagen'? Die naam is minder oud en wordt voor het eerst opgetekend halfweg de twaalfde eeuw, dus twee eeuwen later. De twee namen worden dan geregeld door elkaar gebruikt, zowel in Noord- als in Zuid- Holland. Het was dus typisch een Hollandse aangelegenheid. Kennelijk vond men het in Friesland nodig om van dat 'kogen' maar eens 'kegen' te maken. Die naam komen we bijvoorbeeld tegen bij Ferwerd in het noorden van Friesland, aan de zuidkant van Terschelling en als inpolderingen bij het Fauwersmeer. Bij de diverse Friese meren ben ik de naam nog niet tegengekomen. I Eaten we eens kijken wat in het Polderlands, dat vrij recente boekje vol met waterstaatstermen, over deze zaken is te vinden. Bij 'kaag' staat 'zie koog', maar ook een dijkje op een gors'. Dat laatste komt me niet bekend voor. Maar wat is ook al weer een gors? Het antwoord luidt: een buitendijks aangeslibd land dat bij gewone vloed niet meer onder loopt. En zo'n gors blijkt dan eigenlijk precies hetzelfde te zijn als een kwelder. Als zo'n kwelder, dan wel gors, met gras begroeid raakt spreekt men wel van 'groenland'. Maar een term als 'groede' betekent niet anders dan aanwas door aanslibbing. Dat groede is een afleiding van groeien en niet van de groene kleur. Een Allerheiligenvloed Waarschijnlijk herinneren velen zich dat een groot aantal paarden in 2006 door een hoge vloed ingesloten raakte op zo'n begroeide kwelder (dus groenland) in de Waddenzee, bij Marrum. En dat niemand erin slaagde om ze naar het vasteland te Historisch Niedorp, informatieblad 2014 nr. 1

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2014 | | pagina 40