-34-
gelegenheidsvissers die van april tot en met half juli vermeld staan. De 31-jarige Jacob
Jan Engel was in 1920 een van de 22 geregistreerde Kolhorner vissers. Hij viste het
hele jaar met een klein bootje van anderhalve ton waarvan de opgegeven waarde maar
net de 125,-- haalde. Verder had hij 25 botnetjes en 600 palingfuiken in bezit. De
totale waarde was ruim 2400,—.
De binnenhaven
Willem Pool was met zijn 75 jaar de oudste ansjovisvisser van Kolhorn. Met zijn KH2
zat hij in mei en juni de ansjovis achterna. Zijn hele bezit -schuit en netten- werd
geschat op f 380,—.
Schipper met het grootste schip was de 43-jarige Cornelis Herman, die een 15-tonner
in het scheepshok had liggen, maar het was een heel oude schuit waar hij
waarschijnlijk alleen palingfuiken mee uitzette. Albertus Portegijs (39 jaar) viste met
600 fuiken het hele jaar voornamelijk op paling. Zijn schuit had in 1920 een geschatte
waarde van f 2125,— en zijn jaarinkomen werd op 1000,— geschat. De 21 vissers die
in 1920 een KH nummer op de boeg van hun schip hadden staan waren: Klaas Groet,
Arie de Graaf, Klaas Kaper, Tinus Liefhebber, Jan Kossen Kzn, Jacob Kossen Kzn,
Arie Liefhebber Jzn, Jan Beers, Simon Geel, Marcus van der Klooster, Jacob Otsen
Czn, Frans Groet, Cornelis Otsen, Jan Kaper, Arie Groet, Jan Herman, Cornelis
Wissekerke en de reeds eerder genoemde vissers Jacob Jan Engel, Willem Pool,
Cornelis Herman en Albertus Portegijs.
Lang niet alle vissers gaven hun bezit aan ansjovisnetten op. Maar een stuk of zeven
hadden het aantal wel opgegeven. Hun gemiddelde lag dicht bij de 100 ansjovisnetten,
met een uitschieter bij Arie de Graaf, die 200 ansjovisnetten had en nog 30
haringnetten. De netto-opbrengsten waren heel verschillend. Van Klaas Groet wordt
een haring- en ansjovisbesomming van 1400,- vermeld, maar Frans Groet, Cornelis
Historisch Niedorp, informatieblad 2014 nr. 1